De-Duivencoach.nl
Nico van Veen

Columns 2022

1 December 2022

Eenhoksraces.3 / Gert Rotman – Beuningen
De OLR’s zoals de éénhoksraces wereldwijd genoemd worden winnen steeds meer aan populariteit. Het aantal OLR’s neemt toe alsmede ook het aantal deelnemers. Zelf doe ik al weer zo’n 15 jaar mee aan diverse OLR’s. Meestal samen met duivenvrienden. Inmiddels ben ik er wel achter dat dit net als andere disciplines binnen de duivensport een specialisme is. En ook deze tak van de duivensport kent zijn specialisten. Eén van deze specialisten was recent nog in het nieuws. Enerzijds was dit positief, want zijn duiven wonnen in één maand tijd drie éénhoksraces, maar anderzijds leidde dit succes tot ongewenst bezoek en werden er 19 duiven gestolen, waardoor hij ook weer in het nieuws kwam. Dus twee zeer emotionele gebeurtenissen in zeer korte tijd. De liefhebber die dit overkwam is de 57 jarige Gert Rotman uit Beuningen (Ov.).

Gert is met duiven opgegroeid. Er vlogen in zijn kinderjaren al duiven rond het huis van zijn ouders. Samen met zijn broer werd onder de naam gebroeders Rotman gevlogen. Destijds hebben ze mooie successen op de dagfond behaald. Dit was met de Delbars van Staf Dusarduyn uit Groede. Als jonge jongens trokken ze na een nacht werken in de plaatselijke discotheek, op een goede zaterdagochtend in alle vroegte naar het Zeeuwse Groede en keerden naar huis terug met jongen van Staf zijn beste duiven. Dat was een actie die destijds zijn vruchten heeft afgeworpen. Tot kort na de geboorte van zijn dochters bleven er duiven en werd aan de vluchten deelgenomen, maar de duivensport bleek niet met zijn werk en kleine kinderen te combineren en er werd besloten te stoppen. Na een periode van 10 jaar zonder duiven begon het toch weer te kriebelen en er kwamen weer duiven. Echter aan het gewone vliegprogramma deelnemen bleek onmogelijk te combineren met zijn werk in een ziekenhuis met wisselende diensten. De éénhoksraces bleken voor Gert de oplossing. Wel duiven bij huis, maar die hoeven niet dagelijks te trainen en aan de verzorging worden ook minder eisen gesteld. Gert; “Als je iets doet moet je er voor 100% achterstaan, vind ik. Omdat het door mijn werk moeilijk is om mee te doen aan een “gewoon” vliegprogramma ben ik in 2015 gaan deelnemen aan de OLR’s. Voor mij is dit de perfecte manier om toch actief te kunnen blijven in de duivensport. Vooral ook omdat het boven verwachting gaat. In het eerste jaar dat ik deelnam aan een OLR won ik direct de 1e editie van de Algarve Great Derby. In 2016 won ik een 8e in de semi-finale en 13e in de finale. Zowel in 2015 als 2016 waren het kinderen van mijn Algarve Koppel die voor de successen zorgden. Hiermee was voor het mij duidelijk dat ik een superkoppel onder de pannen had. Daar was ik uiteraard heel blij mee, want om succes op de OLR’s te behalen is de kunst van het kweken van een zo’n groot mogelijk percentage goede duiven van groot belang. Aan het inzenden van een duif naar een OLR zit een kostenplaatje dat heel wat hoger ligt dan deelname aan een reguliere wedvlucht. Op de gok een mand vol duiven inzenden is financieel dan ook voor maar zeer weinigen te doen. Dus elke duif die je instuurt moet in staat zijn om een race te winnen. Daar moet je je al op focussen bij de kweek.”

Gert noemt met het bovenstaande een aantal belangrijke aspecten van deelname aan OLR’s. Het aspect tijd bijvoorbeeld. Voor liefhebbers met een drukke baan en een jong gezin is deelname aan één of enkele OLR’s vrijwel altijd wel mogelijk. Zelfs al heb je niet veel ruimte. Een hok met 9 koppels kwekers is ruim voldoende. Met voersilo’s en 5 liter waterbakken kunnen één of enkele dagen waarop er geen tijd is voor de verzorging worden overbrugd. Maar dan komt ook het andere aspect dat Gert noemt om de hoek kijken. Namelijk met 9 koppels willekeurige “vermeerderaars” zoals diverse liefhebbers hun kweekduiven noemen, zal de teleurstelling groot zijn. Aan de kweekduiven zullen grote eisen moeten worden gesteld. Duiven met fouten in lichaamsbouw, een slechte basisgezondheid, met weinig doorzettingsvermogen, weinig uithoudingsvermogen en niet kunnen omgaan met moeilijke weersomstandigheden, zullen voornamelijk jongen op de wereld zetten met dezelfde tekortkomingen. Stuur je die naar een OLR is het duiven weg en geld weg.

Dat Gert er in geslaagd is om een goed kweekhok op te bouwen blijkt wel uit zijn prestaties. In 2015 de 1e Finale Algarve Great Derby, in 2016 de 8e en 13e in respectievelijk de semifinale en de finale Algarve Great Derby, in 2018 de 1e Asduif Algarve Great Derby, in 2021 de 2e Semi Finale Algarve Golden, in 2022 de 1e Finale Algarve Great Derby, 1e Finale Derby Autostrada Roemenië en tevens 1e Asduif en de 1e Finale in de Super Star Roemenië. Daarnaast werden op hokken waar hij zijn duiven laat testen diverse afdelingsoverwinningen en NPO overwinningen behaald. En ook in België werden met zijn duiven aansprekende uitslagen neergezet zoals de 2e Nationaal Tulle tegen 9.178 duiven, 9e Nationaal Limoges tegen 15.881 duiven, 23e Nationaal Bourges tegen 59.253 duiven, enz. Ook was de 3e Nationale Asduif zware halve fond jonge duiven in 2020 gekweekt door Henk Simonsz een kleinkind van het Algarve koppel. Ik vroeg Gert hoe hij te werk is gegaan om zo’n goed kweekhok op te kunnen bouwen. “Met het Algarve koppel en White Sensation was het direct een schot in de roos. Uit het Algarve koppel kweekte ik in 2014 al een jonge duif die twee 1e prijzen won op de jonge duivenvluchten. Dit was dus een jaar voordat ik met de 280 uit hetzelfde koppel de finale AGD won. Met White Sensation ging dat een paar jaar later eigenlijk op precies dezelfde manier. Mijn gedachte was dat een koppel dat goede duiven geeft op de wat zwaardere programmavluchten, ook jongen kan geven die het op een OLR goed doen. Dit pakte direct goed uit. Dat geluk heeft niet iedereen natuurlijk. Ik vind dat een duif een binding moet hebben met de OLR, dat wil zeggen ze moeten zich kunnen aanpassen aan de omstandigheden aldaar. Ik doel dan op het type huisvesting en de verzorging, maar ook op de weersomstandigheden. Kunnen ze goed tegen hoge temperaturen en kopwind? Kunnen ze omgaan met bergen, etc.? Van duiven waarvan ik weet dat ze zich goed kunnen aanpassen, mogen het jaar er op wederom jongen naar deze race toe. Maar je hebt ook wel eens een OLR waarbij de resultaten tegenvallen. Daar probeer ik het 2x. Gaat het dan nog niet naar wens dan zet ik door deze race een streep.”

Uit het bovenstaande blijkt wel dat Gert heel zorgvuldig en planmatig te werk gaat. Races worden zorgvuldig uitgezocht en in de opbouw van de stam wordt bewust naar duiven gezocht die met moeilijke omstandigheden kunnen omgaan. Gert; “Niets gaat vanzelf. Overal gaat wel enig denkwerk aan vooraf. Om duiven te kweken die succesvol zijn op de OLR’s, zal je moeten zoeken naar duiven die in de afstamming winnaars en/of familie van winnaars hebben zitten, die deze omstandigheden hebben meegemaakt op een OLR. Daarom heb ik een lijn ingepast die goed matcht met het Algarve Koppel en White Sensation. Dat zijn nazaten van de Moonraker van Henk Simonsz. Deze was zelf winnaar van een hele zware finale op de OLR Krakus in Polen en inmiddels vader en grootvader van diverse top 10 duiven op OLR’s. Op mijn kweekhok zitten inmiddels vrijwel alleen duiven uit deze 3 bloedlijnen en die zetten met grote regelmaat winnaars op de wereld. Ook heb ik succes met een duivin van Safet Duran uit Ierland. Zij is zelf een dochter van de 1e finale AGD 2018 en bij mij is ze moeder van de 1e OLR Autostrada en de 2e nationaal Tulle in België. Het mooie van de OLR’s vind ik dat alle duiven gelijke kansen hebben. Elke duif drinkt hetzelfde water, eet hetzelfde voer, heeft zijn eigen stekkie, krijgen allemaal dezelfde verzorging en worden onder dezelfde omstandigheden naar de eindstrijd gebracht. Het komt echt op de duif zelf aan. Hier heeft de liefhebber dus geen invloed op. Maar de omstandigheden voordat ze op hun eindelijke bestemming zitten, daar heb je als liefhebber zelf wel invloed op. Hier gaan de jongen die gespeend worden voor de OLR direct na de paramixo enting in de ren. Hier blijven ze zitten tot ze 1 a 2 pennen gestoten hebben en ze weerstand hebben opgebouwd. Voordat ze vertrekken volgt er eerst 2 x een selectieronde. Jongen die naar de OLR’s gaan moeten 110 % gezond en goed gebouwd zijn. Naar het geslacht kijk ik niet echt, maar bij het samenstellen van een team zorg ik er wel voor dat er van beide geslachten duiven in 1 team zitten.”

Gezien mijn ervaring met zo’n 20 tal OLR’s over de afgelopen 15 jaar kan ik mezelf wel enigszins een ervaringsdeskundige noemen en ben ik op mijn hoede. Desondanks is het me onlangs toch gebeurd dat ik een nare nasmaak aan mijn deelname aan een OLR over heb gehouden. Niet vanwege tegenvallende prestaties, want een duif uit het team van mij met twee sportvrienden werd 2e op de finale. Maar het prijzengeld is niet uitgekeerd en de eerste 100 duiven op de finale, waaronder 4 van mijn sportvrienden en mijzelf, zijn spoorloos verdwenen. Ik vroeg Gert of hij ook van dergelijke ervaringen had. Gert; “Gelukkig niet. Deze problemen probeer ik ook te vermijden. Voordat de duiven vertrekken worden de OLR organisaties meerdere malen onder de loep genomen. Ik kijk zelf zoveel mogelijk naar eerlijkheid/transparantie van de organisatie. Ik heb een netwerk van enkele duivenvrienden die aan OLR’s meedoen. Onderling hebben we veel contact. Soms dagelijks maar in ieder geval wekelijks. Met elkaar bespreken we alle ins en outs over de OLR’s. Voordat de duiven naar een OLR vertrekken is er uitgebreid besproken waar ze naar toe gaan en waarom. Eisen die wij stellen aan een OLR zijn; 1) De duiven moeten met niet te veel op de hokken zitten, 2) De duiven moeten een goede verzorging krijgen, 3) de OLR’s moeten weinig verliezen hebben geleden de afgelopen jaren, 4) Na de finale een vlotte uitbetaling aan de liefhebbers, 5) Het inleggeld moet realistisch en in verhouding zijn (de duurdere races zijn lang niet altijd de mooiste). Zelf zal ik ook niet deelnemen aan OLR’s over zee. Gewoon over land. Liefst met warm weer, heldere lucht en kopwind. De duif die dan de finale wint is een klasbak.”

Tot slot wil Gert nog iets kwijt over de diefstal waarvan hij slachtoffer werd; “Mijn levenswerk is gelukkig niet verwoest. De duiven waarvan ik hoopte dat ze er nog waren zaten er voor het merendeel nog. Maar ze hebben duiven meegenomen waar ik dierbare herinneringen aan heb zoals de doffer van het Algarvekoppel. Die hadden hier op het hok moeten doodgaan. Dat doet me flink zeer!”

1 november 2022

Jan Gosen – Lobith / Een herstart maken.9
In de columns die ik tot nu toe over en met herstarters schreef, waren het vooral liefhebbers die in hun jeugd de duivensport hadden beoefend en na een soms lange periode weer opnieuw waren begonnen. De herstarter die ik nu voor het voetlicht breng is zelfs meerdere malen gestopt en weer opnieuw begonnen. Het betreft de 54 jarige Jan Gosen uit Lobith. Jan is met duiven opgegroeid omdat zijn vader duiven had. Tijdens zijn jeugd heeft hij zijn vader wel eens geholpen en ook een korte periode zelf een paar duiven gehad, maar de duivensport kon hem in zijn vroege jeugd niet echt boeien. Pas toen hij van buurman Aart v.d. Brink een grijze (schimmel) kreeg die hij in een parkietenhok deed en daar later een opgevangen duivin bij plaatste, groeide het enthousiasme voor de duivensport. Vooral toen hij op de tentoonstelling met een jong uit dat koppel de 2e prijs op de tentoonstelling bij P.V. Renkum won. Toch waren het steeds korte periodes van enkele jaren dat Jan actief was. Pas nadat zijn vader in 2001 overleden was deed het duivenmelkersvirus pas goed zijn werk en werd er wat serieuzer werk van de duivensport gemaakt. Toch moest hij ook toen weer na een paar jaar stoppen omdat duivensport niet te combineren viel met zijn werk. Inmiddels is hij nu weer zo’n zes jaar bezig, maar ook nu merkt hij dat het vaak wringt met zijn werk. Toch zou hij ze nu niet zo snel meer weg doen. Hij heeft namelijk ook de therapeutische kant van het duiven houden ontdekt, Jan; “In 2016 liep ik thuis met een burn-out. Door de hulpverlening werd mij toen voorgesteld om een hond te nemen om weer in het normale ritme te komen. Ik heb toen zelf voorgesteld om weer met de postduiven te beginnen. Het verzorgen van de duiven heeft me toen goed gedaan en bracht regelmaat en structuur terug in mijn leven.”

Starten of herstarten met postduiven is voor de meesten niet eenvoudig en er zijn ook  kosten mee gemoeid. Er moet (weer) geïnvesteerd worden in hokken, toebehoren en duiven. Jan op mijn vraag hoe hij dit aanpakte; “Ik heb gelukkig alle keren dat ik opnieuw begon over hulp niet te klagen gehad. Na het overlijden van mijn vader schoten een aantal van zijn duivenvrienden mij te hulp met raad en daad. En het hok had ik gebruikt als schuurtje, dus dat kon ik na wat aanpassingen zo weer gebruiken. Maar ik moest uiteraard wel weer voerbakken, drinkbakken, manden en dergelijke aanschaffen.  Ook had ik een nieuwe klok nodig. Maar alles heb ik gelukkig tweedehands kunnen aanschaffen. Om aan duiven te komen heb ik een paar duivenvrienden benaderd waaronder Jac. van Putten, Hennie Beumer en Remy te Molder, die voor een zakje voer allemaal wel wat jongen voor me wilden kweken. Ook kwam ik via de ruilclub van het Praathuis in het bezit van een paar zeer bruikbare duiven van Mookhoek en Zn en Jouke Rottiné. Dus al met al bleef het herstarten financieel binnen de perken.”

Jan laat met bovenstaand voorbeeld zien dat het met weinig financiële mogelijkheden mogelijk is met de duivensport te beginnen of een herstart te maken. Vooral in een tijd als deze van hoge inflatie en koopkrachtverlies wordt dat steeds belangrijker. Het is soms wel even zoeken om wat bruikbaars te vinden, maar er is genoeg aanbod op veilingsites en de duivengroepen op Facebook. Jan; “Zowel bij aanschaf van duivenspullen als van de duiven zelf blijft het goed opletten. Er wordt namelijk veel rommel aangeboden. Je moet goed kijken en niet zomaar wat kopen, maar iets halen bij mensen die goed presteren met niet al te veel duiven op het hok. En de mensen moeten je ook willen helpen. Wat dat betreft heb ik het goed getroffen met een duivenmaat als Arnoldus Poessenauw van wie ik niet alleen goede duiven heb gehad maar ook veel goede raad. En dat laatst is ook belangrijk, want de duivensport is best een ingewikkelde sport. Je hebt met levende wezens te maken en alles moet tegenwoordig 110% in orde zijn wil je ook presteren.”

Op mijn vraag wat hem nu het meeste aanspreekt in de duivensport geeft Jan aan dat de omgang met de duiven zelf en de rust die hij ervaart bij het verzorgen voor hem erg belangrijk is, maar daarnaast wil hij ook wel graag presteren. Jan; “Op elke vlucht waar ik aan mee doe wil ik graag winnen en als het kan een mooie serie draaien. Wat dat betreft had ik in 2022 niet te klagen. Dit is mijn mooiste seizoen geweest van alle jaren die ik nu duiven heb. Ik heb veel vroege duiven mogen draaien met zelfs een paar keer 75% prijs en heb in de club de 1e en 3e beste vitesse duif. Maar ik besef ook dat ik de lat niet te hoog moet leggen. Als werkende die elke dag om 05.30 uur van huis moet en tegen 18.00 uur weer thuis komt, is het bijna ondoenlijk om de liefhebbers die niet (meer) werken en de profs tegenstand te bieden.”

Met het bovenstaande noemt Jan een reden voor sommige liefhebbers om te stoppen, of voor eventuele potentiële liefhebbers om niet met de duivensport te starten. Op één van de vorige columns ontving ik de volgende reactie; “Het overgrote deel van de duivenliefhebbers zal steeds vaker genoegen moeten nemen met het niveau van postduivenliefhebber, zonder enig uitzicht op een sportbeleving en genoegen moeten met sociaal contact in de vereniging en de verzorging en het thuis zien komen van de duiven. Want tegen de professionele duivensporter met niet zelden een verzorger in dienst, een flinke beurs om dure investeringen te doen en de kosten van grote hokken en veel duiven te kunnen dragen, is nu al in vele verenigingen niet meer op te boksen.” Ik vroeg Jan of hij dit herkent en of hij deze mening deelt. Jan; “Ik herken dat zeker. Er zijn altijd wel mensen geweest die met grotere aantallen en betere duiven speelden, maar de laatste jaren worden de verschillen wel erg groot. Ook in onze regio zijn er liefhebbers die hele concoursen oprollen, en ook alle club/CC prijzen meenemen, bijvoorbeeld Peter Janssen en Willy Linsen. Maar ik blijf mijn best doen om hier ook goede duiven op het hok te hebben en hen tegenstand te bieden. Uiteindelijk zijn het de duiven die moeten presteren. En ik wil wel graag winnen, maar kan ook blij zijn voor een ander en hen feliciteren met een goede prestatie. Ook al hebben de mensen die hun duiven kunnen laten verzorgen, voldoende tijd hebben voor zaken als extra lappen, de duivendierenarts bezoeken etc. en meer geld kunnen besteden aan de sport, een voorsprong op mensen als ik die het met minder tijd en minder financiële middelen moeten doen, toch moeten hun duiven snel naar huis vliegen en niet zijzelf.”

Gerard Dekker reageerde op één van de vorige columns over dit onderwerp als volgt; “Is het niet zo dat er in onze hobby altijd al mensen zijn geweest die het spelletje in hun vingers hadden en daardoor tot de top behoren? Is het ook niet zo dat vroeger en ook nu het gros van de liefhebbers nooit, maar dan ook nooit een 1e prijs heeft gespeeld. Dat kan dus wel een wens van je zijn maar de realiteit is dat die wens in misschien 90 % van de gevallen nooit zal uitkomen.” Ik vroeg Jan hoe hij hier tegenaan kijkt en wat zijn wensen zijn. Jan; “Daar heeft Gerard zeker een punt. De categorie die het echt in hun vingers heeft kan gerust op dit moment met de duivensport stoppen en wanneer ze morgen weer beginnen staan ze er binnen een jaar of twee jaar weer. Ook als zulke liefhebbers overschakelen van programma naar marathon of andersom slagen ze even zo goed weer.  En er is inderdaad een categorie die amper op de uitslag komt en dus nooit een 1e zal vliegen, maar misschien beleven ze wel heel veel plezier aan hun duiven, en dat is misschien wel het belangrijkste. Ik word hier ook niet moe van het krabben, maar ik ben zeker in het seizoen er veel mee bezig in mijn hoofd. Tegenwoordig schrijf ik voor elk seizoen een doelstelling (wens) op en probeer die te halen. Met de oude is dat afgelopen jaar wel gelukt. Graag zou ik ook met de jonge duiven op de jonge tour willen spelen. Dit is iets wat mede door het werk nog niet goed lukt dus ik heb nog wel een paar wensen.”

Tot slot geeft Jan aan dat je wanneer je topprestaties wil neerzetten, je altijd scherp moet blijven en er elke dag moet zijn voor je duiven. Jan wil en kan dat niet altijd opbrengen. Enerzijds vanwege zijn werk en anderzijds wil hij er in de zomer ook graag op uit met de motor; “Er is meer in het leven als duivensport!”

1 oktober 2022

Ton v.d. Walle – Beerta / Duiven aanschaffen.7
Deze column met als onderwerp duiven aanschaffen speelt uiteraard in op de actualiteit in deze periode, waarin de veilingsites geleidelijk aan alweer flink wat bezoekers beginnen te trekken. De liefhebber die ik deze keer over dit onderwerp aan het woord laat is de bekende noordelijke overnachtspeler Ton van der Walle uit Beerta. Ton is 68 jaar oud en begon al als zesjarige met de duivensport, wat betekent dat hij met aftrek van een onderbreking van 5 jaar inmiddels ruim 50 jaar in de duivensport zit. In zijn kinderjaren was dat op het ouderlijk adres in Haarlem. Vanaf 1980 wordt de duivensport op het huidig adres in Beerta beoefend.
Vanaf 2008 heeft Ton zich gespecialiseerd op de marathonvluchten. En dit op één van de verste afstanden van ons land. Op St Vincent vliegen zijn duiven 1228 km, terwijl de afstand vanaf Bergerac 1044 km bedraagt. Wanneer je dan zoals Ton er twee keer in slaagt om kampioen te worden van de Noordelijke Unie (afdeling 7,8,9,10 en 11 en een stukje N.W. Duitsland), dan moet je wel beschikken over een heel goed hok duiven. En om die reden, plus het feit dat hij met regelmaat in zijn blogs blijk geeft van een duidelijke visie op veel aspecten van de duivensport, vroeg ik Ton voor deze column.

Ton heeft zich tot doel gesteld om zo vaak mogelijk te eindigen bij de beste 5 nationaal in sector 4, zowel aangewezen als onaangewezen. Dat is hem de afgelopen 12 jaar vier of 5 keer gelukt. Dat daarnaast dan ook zeer mooie uitslagen worden behaald is bijna vanzelfsprekend, zoals bijvoorbeeld die van Cahors in de Noordelijke Unie sector 4 tegen 1294 duiven: 1e, 3e, 40e en 50e met 4 duiven mee. Ook heeft Ton een keer de 2e Gouden Duif gewonnen van de grote fond van het Belgische Duivensportblad “de Duif”. Bovenal is voor Ton het plezier in de duiven het belangrijkste en dat beleeft hij er ook aan als hij zijn doel eens een jaar niet bereikt.
In tegenstelling tot de liefhebbers uit de vorige columns over dit onderwerp, worden door Ton jaarlijks nauwelijks duiven aangeschaft. De veilingsites moeten het niet hebben van liefhebbers als Ton, dat is wel duidelijk; “Ik koop niet vaak duiven. En als ik al wat bijhaal dan ga ik naar liefhebbers uit de buurt die hard vliegen en die ik vertrouw. Dat zijn er weinig en vaak hebben die ook duiven die ik ken. De laatste 2 jaar heb ik elk jaar één duif aangeschaft en bij die laatste duif ook 2 eieren van hetzelfde koppel. Die 2 duiven zijn er al niet meer, maar uit die 2 eieren lopen nog 2 doffers. De beste aankopen die ik ooit gedaan heb waren de 07-456 (Lullo) voor 15 euro en de 045 Musselman voor 110 euro. Lullo was misschien nog wel de beste van de twee. Ik probeer voornamelijk het beste uit mijn eigen duiven te halen. Mijn inziens zou dat ook het streven moeten zijn van iedere melker. Ik bedoel hiermee overigens niet dat het opbouwen van een eigen stam mijn voorkeur heeft. Het opbouwen van een eigen stam mag geen prioriteit hebben. Duiven fokken die goed vererven en hard vliegen uiteraard wel. Daar gaat het om! Hoe je dat doet maakt volgens mij niet uit.”

Op de website van Ton las ik dat hij geïnteresseerd is in de ideeën van Dave Shewmaker, een Amerikaanse geneticus en duivenliefhebber. Deze adviseert o.a. om veel tijd te steken in het observeren van je duiven en veel gegevens van je eigen duiven op te schrijven. Dit vooral met het oogmerk om deze kennis te gebruiken in de kweek. Ik vroeg Ton in hoeverre hij een volger van de ideeën van Dave Shewmaker is. Ton; “Veel van wat Shewmaker schrijft heeft mijn interesse. Mede ook omdat het niet alleen over duiven gaat maar ook veel over mensen en over genetica geldend voor alle soorten. Maar sommige dingen gaan mij veel te ver (DNA onderzoek e.d.). Wat ik van Shewmaker heb opgestoken is om voor jezelf duidelijk te hebben wat je onder een goede duif verstaat. Welke criteria je daarvoor hanteert. Een criterium voor goed presteren is voor mij om binnen de 900 punten in groot verband vliegen (nationaal sector 4). Dit haal ik uit mijn prestatieoverzicht van Compuclub. Daar staan tegenwoordig ook de weersomstandigheden bij. Dat Oostelijk gelegen hokken minder kunnen presteren bij Oostelijke wind is evident. Toch heb ik de indruk dat mijn duiven onder dit soort omstandigheden toch ook wel goed kunnen presteren en vaak binnen die 900 punten blijven. Zelf heb ik altijd veel te weinig opgeschreven. Daarin verschil ik denk ik niet van de meeste melkers. Dat ik dat nu veel meer doe en probeer alles uit mijn stamboomprogramma te halen, dat komt wel door Shewmaker. Helaas zijn mijn database vaardigheden niet goed genoeg voor een beter detectie systeem. Ik haal nu vooral veel informatie uit Compustam aan de hand van de stambomen van mijn eigen duiven en de nakomelingenlijsten om zo de goede kwekers in beeld te krijgen.”

Gezien zijn interesse in genetica had ik verwacht dat Ton heel gericht bezig zou zijn met het opbouwen van een eigen stammetje waarin hij de door hem gewenste eigenschappen zou proberen vast te leggen. Maar dat is dus niet het geval. Maar wat is dan zijn kweekstrategie? Want als je nauwelijks vers bloed bij haalt en ook niet gericht werkt aan eigen stammetje middels familiekweek, zal je toch achteruit boeren als de goede duiven er niet meer zijn? Ton; “We weten allemaal dat de meeste sportduiven en met name kopvliegers uit kruisingen stammen. Op mijn hok probeer ik 3 verschillende lijnen in te telen en te kruisen. Daar kun je nogal in variëren. Als ik nou helemaal niets meer bij zou halen, zou ik afkoersen op een eigen stam. Dat is geen doel maar een gevolg van deze handelwijze. Als de goede duiven er niet meer zijn, dan boert iedereen achteruit! Goed opletten en jezelf geen rad voor ogen draaien is dus het devies en als het nodig is tijdig bijsturen. Dat kan zijn een hele lijn verwijderen of een nieuwe kruising (dus dan toch bijhalen). Maar ook een nieuwe combinatie die het goed doet terug paren aan één of twee van die verschillende lijnen of kruisingsproducten ervan. Goed maal goed dus…… maar ja als je die niet meer hebt… Het moge duidelijk zijn dat een kleine liefhebber al snel vast kan komen te zitten.”

Tot slot enkele vragen:
Bij het zoeken naar versterking wordt vaak naar tophokken van veelal als commercieel bekend staande hokken gekeken. Een van de redenen is dat wanneer men zelf goed gaat spelen er wat gemakkelijker kan worden terugverdiend als er bekende topduiven/namen op de stamkaart staan. Herken jij dit? Wat vind jij daarvan?
Ja dat herken ik. Dat is een vrij dure manier om naar de bliksem te gaan! Als de uitslagen van die hokken dan ook maar goed bekeken werden, zou de schade een stuk minder uitpakken. Als je zo bezig bent ben je de handel aan het versterken en de liefhebberij aan het verzwakken.

Wat vind je van de duivenhandel?
Zodra ik het gevoel heb dat ik met de handel te maken heb ben ik weg. Vroeger was dat niet zo. Toen dacht ik dat ik het wel kon zien, die kwaliteit, maar dat is niet zo. Vandaag de dag wil ik met de liefhebbers te maken hebben.

Heb je ook wel eens een aankoop gedaan waar je achteraf spijt van had?
Ja zeker. Toen ik in 2006 begon met duiven voor de grote fond aan te schaffen kocht ik alles en overal. Via internet, duivenmarktplaats, veilingsites en bij mij bekende liefhebbers. Er werd veel gekocht en ook weer snel en veel opgeruimd. Die tijd is de laatste jaren wat voorbij. Mijn beste aankopen de Lullo en de Musselman hebben weinig gekost. De bedragen die ik echter betaalde voor de slechte aankopen uit mijn beginperiode liepen toch wel aardig in de papieren, maar werden als leergeld afgeschreven. Alhoewel ik nooit duizenden euro’s voor een duif heb uitgegeven, wilde ik zeker niet altijd voor een dubbeltje op de eerste rij zitten. Kwaliteit mag wat kosten, maar de kwaliteit van een duif stijgt echter niet mee met de prijs die je voor een duif betaald."

Je schrijft in één van je blogs dat de meeste duiven deugen. Waarop baseer jij dat, want ik kom tijdens mijn hokbezoeken namelijk veel duiven tegen die in mijn ogen niet deugen.
Als ik zeg dat de meeste duiven tegenwoordig deugen, bedoel ik dat het gemiddelde niveau enorm is gestegen. Niet alleen genetisch maar ook atletisch. Dat kun je zien aan het verloop van de vluchten en de gemiddelde snelheid. Ik kijk dan naar vluchten van 30 à 40 jaar geleden toen het geregeld voorkwam dat st. Vincent na een week reglementair gesloten werd omdat het aantal prijsduiven (toen nog 1 op 4) niet gehaald werd. Dus na een week was er dan nog geen 25% van de duiven thuisgekomen. Dat maak je tegenwoordig toch niet meer mee? Daarvoor is het gemiddelde en dan hebben we het ook over de melkers, te goed geworden. Dus ook de kracht van de concurrentie is gestegen. Ik bedoel dus eigenlijk te zeggen dat een duif die deugd vandaag de dag niet goed genoeg meer is. Je komt er niet meer met een duif die deugd, dat moet een topper worden.

Tot zover Ton van der Walle. Voor nog veel meer interessante uitspraken van Ton verwijs ik naar zijn website www.tonvanderwalle.nl

1 september 2022

Cees Nagel – Den Helder / Selecteren.5
In mijn columns streef ik er naar om de onderwerpen die ik aanhaal van verschillende kanten te (laten) belichten. Daarbij laat ik liefhebbers aan het woord van wie ik veronderstel, dat ze over het desbetreffende onderwerp wel iets te zeggen zouden kunnen hebben. Op Facebook komen de meeste onderwerpen wel voorbij en de meningen buitelen daar over elkaar heen. Vaak zijn het tegenovergestelde meningen. Eén van de liefhebbers die ik daar regelmatig lees met opmerkingen die naar mijn mening dikwijls hout snijden is de 74 jarige Cees Nagel uit Den Helder. Reden om hem in deze inmiddels 5e column over selecteren aan het woord te laten.

Cees die in zijn jonge jaren in Friesland woonde en daar als kleine jongen al wat sierduiven (meeuwtjes) had, kreeg op zijn 9e jaar van een liefhebber uit Hilversum (de heer Poen) een paar postduiven toen hij een postduif van deze liefhebber had gevangen tussen zijn sierduiven en deze had opgestuurd. Tot zijn 18e jaar vlogen de duiven alleen rond het huis en bracht hij ze wel eens weg, waarna hij altijd weer verbaasd was dat ze weer terugkwamen. Op zijn 18e bouwde Cees zijn eerste hokje van 2,4 x 2 meter en werd lid bij de toenmalige vereniging in St Jacobiparochie. Halverwege de jaren zeventig verhuisde Cees voor zijn werk naar Den Helder waar hij nog steeds met veel plezier woont. In Den Helder heeft hij ook altijd duiven gehad en na jaren met mooie successen op het programmaspel, besloot hij om zich in 2006 op de dagfond toe te gaan leggen. Cees over deze keuze; https://strato-editor.com/.cm4all/uproc.php/0/.big_58151116_0_694-485_1.jpg/picture-400?_=187909efbd8 “Ik ben mij gaan toeleggen op de dagfond omdat ik vind dat de kwaliteit van de duif daarop beter tot zijn recht komt. Zeker gezien de afstanden die hier gespeeld worden, namelijk 3 vluchten boven de 700 km. Van 1982 tot 2010 heb ik met 3 verschillende liefhebbers in combinatie gespeeld. Hoewel we altijd beiden de verzorging deden en elkaar afwisselden begon het spelen voor een generaal kampioenschap mij toch teveel op werken te lijken. Door me op de dagfond toe te gaan leggen is het allemaal wat gemakkelijker te behappen.” Dat de dagfond Cees en zijn duiven goed ligt blijkt ook wel uit de prestaties van de afgelopen jaren. Zijn Gejo was in 2016 duifkampioen dagfond van afdeling 6 en 6e nationaal, de Janny was in 2020 de 12e beste dagfondduif van Nederland. Andere mooie prestaties van de afgelopen jaren zijn een 1e van de afdeling tegen 15.587 duiven met een dochter van de Gejo, een 1e van de afdeling met een broer van de Gejo tegen 11.516 duiven en een 3e nationaal (sector 2) tegen 10.600 duiven met een kleinzoon van de Gejo.

Dat duivensport veel tijd kost is voor iedereen wel duidelijk, zelfs als je je op één onderdeel specialiseert. Omdat Cees ook graag tijd voor andere zaken wil overhouden heeft hij verschillende dingen bedacht die het leven van een duivenliefhebber gemakkelijker maken. Als voormalig leraar op een technische school mocht hij graag allerlei technische toepassingen bedenken. Zo maakte hij in 1985 al automatische voerbakken die op een tijdschakelaar werken. Cees; “De automatische voerbakken die ik heb ontwikkeld werken perfect. Deze zijn zo in te stellen dat de duiven precies genoeg krijgen. Met een tijdschakelaar kun je de bakken zo instellen dat wanneer er bijvoorbeeld jongen liggen, de bak 5 x wordt gevuld met de van te voren afgestelde hoeveelheid voer. De bak stel je zo af dat ze alles opeten en ook afvoeren. En op die manier liggen de jongen steeds met een volle krop. En tijdens mijn vakantieperiode van 4 weken komt er iemand eens in de 3 dagen even de bak vullen als die leeg is en worden eveneens de drinkbakken van 7 liter ververst. Ik maak deze automatische voerbakken inmiddels voor de handel omdat er vraag naar is.” Verder heeft Cees een ventilatie systeem gemaakt waardoor hij ondanks de beperkte ruimte veel duiven kan houden. Ook zit er overal vloerverwarming die soms gebruikt wordt als de luchtvochtigheid hoog is. En zijn broedbakken zijn multifunctioneel zodat hij deze ten alle tijde kan aanpassen. Kortom het wekt geen verbazing dat hij door mensen die hem kennen de “Willie Wortel” van de duivensport wordt genoemd.

Dankzij mechanische ventilatie en de zeer efficiënte indeling van zijn hokken is Cees in staat om op een totale hokruimte van 9,6 m2 zomers zo rond de 130 duiven te houden. Veel duiven verzorgen is meestal veel werk, maar zoals hiervoor beschreven geldt dat niet voor Cees omdat hij de nodige hulpmiddelen heeft ontwikkeld die de verzorging zo simpel mogelijk maken. Hij wil veel kweken om zo’n groot mogelijk percentage goede jongen aan te kunnen vullen. Cees; “Ik begin het seizoen met 20 doffers en 24 duivinnen. Daar zitten dan meestal 5 oude doffers en 5 oude duivinnen bij, de rest zijn jaarlingen. Er worden rond de 90 jongen per jaar gekweekt. Ik begin direct van het spenen af al met de selectie op gezondheid, zodat er als we beginnen met opleren rond de 75 over zijn. Daar start ik mee en hoop dat daar een paar echt goede tussen zitten. Wat over blijft van de jaarlingen moet kop hebben gedaan want ik heb de  ervaring als ze het als jaarling niet doen, dat ook niet doen als ze twee jaar zijn”.

Uit het hier bovenstaande blijkt al dat Cees direct na het spenen al streng selecteert. Cees; “Ze moeten op een natuurlijke manier gezond kunnen blijven, zeker tot de vluchten met 2 nachten mand. Daarna ontsmet ik 2 dagen per week met een natuurlijk middel. Ik probeer te zorgen voor een zo hoog mogelijke weerstand door de jonge duiven niet te clean te houden. Hier ligt steeds droge mest waar ze in lopen te pikken en ik denk dat ze daardoor toch meer weerstand opbouwen dan wanneer ze in een schoon leefmilieu opgroeien.” Maar behalve op de gezondheid wordt door Cees ook streng geselecteerd op prestaties; “Ze moeten zich als jonge duif bij mij al in de kijker spelen op de laatste vluchten met 2 nachten mand. Degenen die dat doen mogen als jonge duif overblijven. Alleen natour is onvoldoende. Naar mijn mening moeten ze als jong minstens 2 keer 2 nachten mand gehad hebben. Ook als jaarling worden ze goed aan de tand gevoeld. Ze gaan 6 x naar de dagfond. Er zijn maar weinig duiven die dat aankunnen, vandaar dat er elk jaar ook een grote doorstroom is.” Ook aan de lichaamsbouw worden door Cees een aantal eisen gesteld zoals een sterk karkas met gesloten stuitbeentjes, een korte voorarm en een goede verspringing van voor naar achtervleugel.

Uit het bovenstaande blijkt wel dat een duif bij Cees zijn of haar plaatsje op het hok echt verdienen moet. Dat is voor iemand als Cees ook noodzakelijk gezien het feit dat hij weinig ruimte achter zijn huis heeft. Tenminste als je net als hij wil presteren. Dat geldt veel minder voor mensen die de duivensport op de eerste plaats als hobby/liefhebberij beschouwen. Deze laten vaak duiven zitten die op basis van hun prestaties geen plaats op hun hok hebben verdiend. Ze kunnen echter moeilijk afstand van een duif doen en besteden soms honderden euro’s aan benzine of koeriersdiensten om duiven op te halen die geen sportieve waarde hebben. Cees; “Ik ga uitsluitend voor resultaat. Duiven die uit zich zelf niet thuis kunnen komen en ergens binnen lopen zijn meestal voor de sport verloren, is mijn overtuiging. Zodra als het even moeilijk wordt gaan ze weer naar beneden of lopen ergens binnen. Dat geldt vooral hier op de langste afstand, want ze kunnen hier niet verder. Dus als ze opgevangen worden is het bijna altijd in de vlieglijn en dan is het bingo. Ik heb dat al vaak meegemaakt. Die gaan er bij mij uit. Het is wat anders als een duif na een tijd terug komt en je kan zien dat hij zich zelf gered heeft in de natuur. Daar wil ik wel eens een uitzondering voor maken. Maar gezien mijn beperkte ruimte kan ik geen duiven aanhouden die het vertrouwen niet waard zijn. Die gaan er als jaarling meestal al uit. Wanneer ze het als jaarling niet doen, doen ze het ook niet als ze ouder worden. Ik heb zelfs het idee dat vooral bij zulke duiven de snelheid er uit gaat naarmate ze ouder worden. Op een gegeven moment kennen ze het spelletje en zien ze wel wanneer ze het hok bereiken. Ze nemen daar de tijd voor.” 

Ik herken wat Cees zegt en zie dat fenomeen geregeld. Bij degenen die minder op resultaat gefocust zijn, wordt het dan ook steeds moeilijker om zo’n duif weg te doen. Wim Buwalda, een liefhebber die ik een paar jaar geleden hierover aan het woord liet, gaf aan dat afscheid nemen van duiven die langer dan een jaar op zijn hok zaten en waarmee hij inmiddels een band had, hem erg veel moeite kostte. Uiteindelijk was dit voor hem één van de redenen dat hij is gestopt. Cees herkent zich daarin wel. https://strato-editor.com/.cm4all/uproc.php/0/.big_58151141_0_694-463_1.jpg/picture-400?_=187909e8e78 “Het is voor mij ook niet gemakkelijk om afstand te doen van duiven waar je een band mee opbouwt. Zo kwam er vorige week nog een duivin terug van een fondvlucht die tot nu toe nog niets had gepresteerd. Ze was helemaal leeg. Dan moet ik mijn gevoel uitschakelen en er niet bij stil staan dat ze zich veel moeite heeft getroost om thuis te komen. Dit aspect vind ik ook het allerberoerdste aan de hobby.”

Tot slot nog enkele uitspraken van Cees die van zijn hart geen moordkuil maakt:

Wat mij opvalt is dat er veel geschreven wordt over problemen zoals; geen tijd omdat ze werken, duiven niet op kunnen opleren, geen geld om betere duiven te kopen, geen geld voor medicijnen, ziektes onder de duiven, veel duiven verspelen, verkeerde lossingen, enz. Ik zou graag willen dat deze liefhebbers eens beginnen met in oplossingen te denken dan in problemen.

Het zou denk ik goed zijn als meer duivenliefhebbers zouden beseffen dat wij veel meer van elkaar zouden kunnen leren als we ons wat opener naar elkaar toe zouden opstellen. Durf hulp of advies te vragen als je zelf twijfels hebt. Ik heb in ieder geval zelf wel regelmatig twijfels en vragen staat vrij. En andersom mogen mensen mij ook altijd om advies vragen.

De duiven op een natuurlijke manier gezond zien te houden betekent niet dat ik nooit gebruik maak van medicijnen. Wanneer ik constateer dat er iets fout zit ga ik naar een dierenarts en voor een individuele behandeling heb ik wel de nodige medicatie in huis als een geelpil, een onipil, o.i.d. Inenten tegen Paramyxo doe ik als jonge duif twee keer en tegen pokken worden ze zowel als jonge duif en als oude duif geënt. Voorkomen is beter dan genezen. Daar versta ik de entingen onder. Voorbehoedend kuren doe ik niet aan.

Ten aanzien van bijproducten sta ik sceptisch maar ik gebruik er wel enkele. Sommige producten kunnen beslist iets toevoegen om de duif in staat te stellen om gezond te blijven. Voor mij zijn dat Glut-amin, Vi-spu-min en Omega plusolie van Backs. Ik ben jarenlang testhok van Matador geweest en heb op het gebied van voeding veel geleerd van Willem Mulder. Sinds een paar jaar ben ik ook de LTW Kruidenelixer van Beute erbij gaan geven. Als er weer eens wat nieuws op de markt komt is het verleidelijk om het uit te proberen. Maar 9 van de 10 keren voegt het niks toe, is mijn ervaring.

01 Augustus 2022

Geen postduiven meer / Robert Hoornstra – De Pol
Regelmatig wordt mij de vraag gesteld of ik eens iets wil schrijven over de redenen waarom duivenliefhebbers, en vooral de succesvolle liefhebbers, stoppen met de postduivensport. Waarom stop je met iets waaraan je veel plezier beleeft en waar je soms tientallen jaren soms dag en nacht mee bezig was? In deze nieuwe serie columns zal ik een tiental ex-duivenliefhebbers deze vraag voorleggen. In deze eerste column laat ik de 54 jarige Robert Hoornstra uit het bij Steenwijk gelegen De Pol aan het woord.
Robert startte op zijn 10e jaar met postduiven. Als jeugdlid in Meppel kon hij zich al goed staande houden tussen de senioren en werd er menige kopprijs gespeeld in de club en het rayon. Zijn beste jaren waren tussen 1986 en 1996 toen hij lid in Havelte was. In die periode was hij onafgebroken bij de kampioenen in de club en werden ook in groter verband mooie resultaten behaald. Een van zijn mooiste herinneringen bewaart hij aan zijn Olympiadedoffer de 91-5111477. Deze was in 1995 op de Olympiade in Utrecht de mooiste bevlogen doffer in de standaardklasse en won datzelfde jaar ook twee keer een eerste in de club, dus mooi en goed gingen bij deze duif samen.

Robert gevraagd naar de reden van stoppen met de postduivensport; “Ik was zeer gedreven en stak al mijn vrije tijd in de duiven. Wanneer je dan na een verhuizing naar een ander dorp in enkele weken tijd vrijwel al je jonge duiven ziet worden opgevreten door de roofvogels is de aardigheid er snel af. Ik heb het toch nog twee jaar volgehouden maar uiteindelijk kon ik er niet meer tegen. In die periode heb ik nog een noodkreet aan het bestuur van de NPO gericht via een ingezonden brief in het NP Orgaan en kort daarop ben ik gestopt. Dat was in 1997. Ik had al een paar Spreeuwduiven naast de postduiven en ben me vervolgens helemaal gaan richten op het fokken van dit mooie sierduivenras. Inmiddels fok ik nu ruim 25 jaar Spreeuwduiven en heb daarmee vele successen behaald. Ik ben meerdere malen nationaal kampioen en eveneens meervoudig Europees kampioen geweest. Ondanks deze successen mis ik de postduiven zo nu en dan toch wel. Ik kijk nog altijd in de lucht.”

Het is ook door de roofvogels dat ik in contact met Robert kwam. Op honderd meter van mijn woning in Meppel is sinds enkele jaren een Slechtvalkenkast geplaatst in één van de fabrieken van Agrifirm. Geregeld heb ik een Slechtvalk met een duif in zijn klauwen naar de fabriek zien vliegen. Ook heb ik wel eens een ring gevonden onder de fabriek. Om die reden had ik de Vogelwerkgroep in Meppel en de beheerder van de gebouwen van Agrifirm benaderd, of ik de ringen van de postduiven zou kunnen krijgen die in de nesten worden aangetroffen. Van de Vogelwerkgroep kreeg ik nooit een reactie en van de beheerder van Agrifirm ontving ik een weigering. Echter afgelopen voorjaar kreeg ik van een liefhebber uit Staphorst een mail doorgestuurd van Robert die aangaf dat de duif van de desbetreffende liefhebber slachtoffer was geworden van een roofvogel. Robert is werkzaam bij Agrifirm en ziet zodoende op de platte daken naast de toren waar de nestkast zit de resten van gedode postduiven en andere vogels liggen. Sinds een jaar of drie haalt hij de ringen van de postduiven af, zoekt de eigenaar op via de website van de NPO en informeert deze over het lot van zijn duif. En zo kwam het contact met Robert in stand.

Robert gevraagd naar zijn motivatie en ervaringen; “Agrifirm heeft een paar jaar geleden positief gereageerd op het verzoek van de vogelwerkgroep om een nestkast voor Slechtvalken te mogen plaatsen. Er zat hier toen een paartje die vermoedelijk op de verwilderde postduiven en hun nageslacht zijn afgekomen die hier al jaren zaten. De duiven vinden hier gemorst pluimveevoer en in de loop van de jaren nam de overlast van de duiven toe. Er was door Agrfirm al van alles geprobeerd om het duivenbestand in te perken. Daartoe worden ze ook door de overheid verplicht. Zo hebben ze professionele duivenvangers ingehuurd en de duiven geprobeerd af te schrikken met vliegers met daarop een roofvogelsilhouet. Maar niets was effectief. Het aanbod van de Vogelwerkgroep werd dan ook met beide handen aangegrepen. Voor hen was dit een goedkope oplossing en ook effectief. Inmiddels zitten er bijna geen verwilderde duiven meer, maar gaan de Slechtvalken op jacht naar postduiven in Meppel en omgeving.”

Ik vroeg Robert naar de herkomst van de duiven die slachtoffer van de Slechtvalk zijn geworden. Hij geeft aan dat het merendeel jonge duiven betreft en ongeveer 25 % is afkomstig uit Meppel en Staphorst; “Ik geef sinds 3 jaar de ringen die ik vind door en dat betreft  zo’n 30 ringen per jaar. Dus in totaal heb ik zo’n kleine honderd ringen doorgegeven. Opvallend is dat ik van bijna alle eigenaren bericht krijg. Ik heb hiervoor nog een paar jaar de duiven levend gevangen in en om de fabriek en dan was het percentage liefhebbers dat reageerde wel wat lager. Daar zat ook nog wel eens een goede vlieger tussen. Zelfs zat er een keer een gestolen kweekduif bij. Ook heb ik hier bij huis wel eens een echte topper gevangen die men meteen kwam ophalen. Tussen deze gedode duiven heb ik echter nog geen melding gehad dat het om een bewezen goede vlieger ging. Het zijn meestal jonge duiven en jaarlingen die zich na een slechte vlucht aansluiten bij de wilde duiven om aan te sterken en dan gepakt worden.“

Robert heeft zijn leidinggevende verteld dat de Slechtvalken zich in het kweek en vliegseizoen vooral voeden met postduiven uit de buurt en duiven op doorreis. Hij heeft hem gevraagd hoe hij er tegenover stond om de Vogelwerkgroep te vragen de ringen die ze in de nestkasten vinden aan hem af te staan zodat hij de eigenaren kan informeren. Deze man staat er positief tegenover om Robert mee te laten gaan met de leden van de Vogelwerkgroep als ze de nestkasten gaan ontdoen van prooiresten. Desnoods gaat hij zelf mee. Ik ben er van overtuigd dat er dan tientallen postduivenringen gevonden zullen worden. Wellicht dat dit een stap in de goede richting kan zijn om de overlast van de Slechtvalken voor de postduivenliefhebbers te beperken. Slechtvalkenkasten plaatsen in een gebied waar deze roofvogel van nature niet voorkomt, vind ik sowieso uit de boze.  Maar twee Slechtvalkenkasten op een paar honderd meter van elkaar die dit jaar in totaal maar liefst 8 jongen hebben grootgebracht, met voornamelijk postduiven als voedsel, vind ik helemaal absurd. Maar probeer daar de leden van de Vogelwerkgroep maar eens van te overtuigen.

Behalve dat Robert zich intensief bezighoudt met de fok van Spreeuwduiven in diverse kleurslagen en variëteiten, is hij ook bestuurlijk actief. Zo is hij secretaris van de Drentse Sierduivenclub en commissielid van de Nederlandse Sierduivenbond. Daarnaast beheert hij op Facebook maar liefst 6 groepen voor sierduivenliefhebbers. Toch sluit Robert het niet uit dat hij ondanks zijn successen in de sierduivenwereld en alle genoemde activiteiten in de toekomst wellicht toch ooit nog eens opnieuw met postduiven begint. Maar zo lang als het roofvogelprobleem nog zo actueel is ligt een herstart vooralsnog niet voor de hand. Daarnaast ziet Robert de terugloop van postduivenliefhebbers, dat in de sierduivenhobby overigens ook speelt. Het kostenaspect speelt hierbij volgens Robert ook een rol; “Alles inclusief het voer wordt steeds duurder. Maar toch zie ik wel een toekomst voor de postduivensport. Er zal volgens mij altijd wel een groep duivenliefhebbers overblijven”.

Tot zover Robert Hoornstra over de oorzaak waarop hij geen postduiven meer heeft. In een volgende column over dit onderwerp laat ik iemand aan het woord die om een heel andere reden met de duivensport is gestopt.

01 Juli 2022

Ingolf Schinze - Willingen / Een hotel voor duivenliefhebbers.2
In oktober 2014 schreef ik over een hotel voor duivenliefhebbers waar ik in september van dat jaar verbleven had. Dat betrof destijds Hotel Jägerklause van Gernot Jäger in de Duitse plaats Schmalkalden. Een kleine 8 jaar later was ik weer te gast in een hotel van een duivenliefhebber die jaarlijks veel duivenliefhebbers in zijn hotel ontvangt. Ook dit keer was ik weer in Duitsland, maar nu in Willingen, een plaats die vooral door veel Nederlandse wintersporters bezocht wordt. Het was wederom een interessant bezoek en vandaar deze keer een column over de 45 jarige Ingolf Schinze, eigenaar van het appartementenhotel Haus am Stryckweg.

Dit hotel is al 100 jaar in het bezit van de familie en zoals gezegd wordt het veel bezocht door duivenliefhebbers. Hoofdzakelijk door Duitsers, maar ook Oostenrijkers en enkele Nederlanders en Belgen weten zijn hotel te vinden. Sommige liefhebbers komen hier al tientallen jaren. De meesten komen na het vliegseizoen, maar ook in de zomermaanden komen er regelmatig duivenliefhebbers die de actieve sport niet zelf meer bedrijven. Zij wachten dan vrijdags met Ingolf de duiven van de vluchten op als onderdeel van hun vakantie. Ook wordt een bekende One Loft Race, de Upland Derby, in de buurt van Willingen gehouden. Een aantal van de deelnemers aan deze OLR boekt dan een kamer bij Ingolf om de finale bij te kunnen wonen. Alle 26 plaatsen in het hotel zijn in die periode dan door duivenliefhebbers bezet. Voor hen organiseert Ingolf een barbecue, wat elk jaar een hele gezellige happening is.

Ingolf is vanaf 1993 actief in de duivensport. Tot diens overlijden in 2011 was dit samen met zijn vader. Daarna is hij zelfstandig verder gegaan. Vanaf 2004 was de bemoeienis van Ingolf met het duivengebeuren geleidelijk al steeds groter geworden. In de periode tussen 2004 en 2014 werden vele bezoeken aan kampioenen in binnen en buitenland gebracht. Enerzijds was dit om te investeren in duiven met een topafstamming en anderzijds om de hokken te zien en ideeën op te doen om zelf een nieuw hok te bouwen. Tot 2014 werden van vele bekende tophokken duiven aangeschaft. Daarna nog mondjesmaat en kwam de versterking vooral via ruiling en samenkweek met liefhebbers uit de regio en bezoekers van zijn hotel.

De resultaten zijn vanaf 2014 steeds beter geworden wat echter niet wil zeggen dat er samen met zijn vader ook geen mooie resultaten zijn behaald. Mooie herinneringen uit de tijd met zijn vader, zijn er onder andere aan kinderen en kleinkinderen van de "Oude 8"‎, een doffer van Delbarafkomst die aangeschaft werd bij Hans-Georg Fischer. Meer dan 2 decennia lang wonnen zijn nazaten in groot verband vele kopprijzen. Ook met nazaten van de ‎‎"Dolle 181",‎‎ wiens afstamming terugging naar de originele Wieden duiven, werden geweldige prestaties neergezet op de (vaak zware) vluchten vanuit oostelijke en zuid-oostelijke richting. Mede door het veranderen van vliegrichting verdwenen deze duiven geleidelijk aan steeds meer naar de achtergrond en van zowel de “Oude 8” als van de “Dolle 181” zijn er inmiddels geen nazaten meer. Waar nog wel wat verre nazaten van zitten is van de duiven van zijn leermeester Harry Tamsen die tussen 2000 en 2010 zijn hok kwamen versterken. De basis van zijn huidige stam duiven is echter voornamelijk gelegd tussen 2004 en 2014 met duiven van onder andere de combinatie Fuchs & Wolf, Reinhard Meijer, Marcel Wouters (lijn de Leeuw en de Ad), Adolf Rüsseler, Heinz Hilleke (duiven van Willy Daniëls), Rainer Leisegang en nog enkele andere liefhebbers. In de stambomen van deze duiven zien we vooral veel duiven van de gebroeders Janssen, Flor Vervoort, Marcel Wouters en Rainer Püttmann terugkomen.

Ingolf heeft de laatste jaren voornamelijk met jonge duiven zijn mooiste prestaties behaald. Zo won hij afgelopen jaar onder andere het 1e jonge duivenkampioenschap regionaal tegen 260 liefhebbers. Toch wil hij zichzelf niet persé een jonge duivenspecialist noemen, al geeft hij toe daar aardig mee uit de voeten te kunnen. Hij wijt het minder presteren met de oude duiven voornamelijk aan het oude hok en de plaats waar het stond. Sinds begin dit jaar staat er echter een nieuw hok volledig gebouwd naar de inzichten die hij heeft verkregen tijdens diverse hokbezoeken aan grote kampioenen. Het hok staat ook op een andere plaats in zijn tuin omdat gebleken is dat onder zijn oude hok wateraders liepen. Op basis van een expert op dat gebied werd de plaats bepaald van zijn nieuwe hok. De resultaten op dit nieuwe hok met de oude duiven zijn zeer veelbelovend. Dit eerste jaar op het nieuwe hok werden er al twee eerste prijzen gespeeld, wat daarvoor al jaren niet meer was gebeurd. De jonge duiven leveren hun prestaties op oude hokken die begin jaren zestig zijn gebouwd en nog steeds goed voldoen, vooral bij hoge temperaturen.

Ingolf geeft aan dat hij veel waarde hecht aan een grote natuurlijke gezondheid en wil daarom zo min mogelijk medicatie gebruiken. Hij selecteert dan ook streng op gezondheid. Wel worden sinds 2017 de duiven ingeënt tegen pokken nadat een uitbraak hiervan hem in dat jaar een aantal duiven en een kampioenschap kostte. Ook vindt hij het heel belangrijk dat de duiven bij zijn systeem van verzorging passen. Vandaar dat er de laatste jaren dus nog maar weinig wordt bijgehaald en als hij dat al doet moet het iets zijn dat afstamt van zijn eigen duiven gekruist met topduiven. Volledig vreemd bloed wordt niet rechtstreeks ingebracht. Omdat er steeds meer liefhebbers slagen met de nakweek van bij Ingolf aangekochte duiven, komen er van de succesvolste nazaten regelmatig ook weer jongen naar Willingen die op deze manier weer 50 % vers bloed inbrengen.

Zo’n 10 jaar geleden is Ingolf begonnen met jonge duiven te schenken aan liefhebbers die een overnachting in zijn hotel boekten. Het is een actie die min of meer op dezelfde manier werkt als de bekende duiven-meubelformule van Eijerkamp. Duivenliefhebbers die een overnachting boeken krijgen een jonge duif van het kweekhok van Ingolf. Dit zijn dan voornamelijk jonge duiven van de 3e en 4e ronde maar ook wel jonge duivinnen die gespeeld zijn in hun geboortejaar, daar Ingolf alleen met doffers speelt. De liefhebbers komen het jaar erop vervolgens hun jonge duif ophalen en boeken weer een overnachting of meerdere. Vaak komen ze dan met een bevriend liefhebber die vervolgens ook weer een jonge duif kado krijgt. Op deze manier hebben al heel wat duivenliefhebbers het hotel van Ingolf gevonden. Het mes snijdt aan twee kanten want steeds meer liefhebbers slagen met de nakweek van de bij Ingolf aangekochte duiven en deze kopen vervolgens vaak weer jonge duiven bij Ingolf. Daarnaast komen er van de succesvolste nazaten dan regelmatig ook weer jongen naar Ingolf zijn kweekhok.

Tot slot kan ik iedere duivenliefhebber aanraden om een korte vakantie in Willingen door te brengen in Haus am Stryckweg bij Ingolf Schinze. De omgeving is sowieso prachtig. Geïnteresseerden verwijs ik graag naar zijn website http://www.haus-am-stryckweg.de/

1 Juni 2022

Hokverzorgers / Oliver Sabol – Brummen / Kroatië
Een nieuw item in mijn serie columns zal gaan over hokverzorgers. Mensen die er in geslaagd zijn van hun hobby hun beroep te maken, hebben sowieso mijn interesse. Of het nu een artiest is, een sportman of een kunstenaar; wat ze gemeen hebben is dat ze meestal heel goed zijn in hun vak en heel gedreven. Dat geldt ook beslist voor de hoofdpersoon van deze column, de 45 jarige Oliver Sabol. Afkomstig uit Kroatië waar hij de kost verdiende als dakbedekker, kreeg hij in 2017 de kans om bij Eijerkamp in dienst te treden als hokverzorger. Dit was voor hem een gouden kans om van zijn hobby zijn beroep te kunnen maken. Hij startte in 2017 met 1 hok. Bijna elk jaar kwam daar een hok bij en inmiddels heeft hij 50 meter hok onder zijn hoede en is hij verantwoordelijk voor 60 ouden en 200 jongen. Dat hij de duivensport goed in de vingers had, dat bleek al snel. Op de hokken waarop gevlogen wordt onder de naam van Lotte Eijerkamp werd zowel in 2019 als in 2020 de titel beste liefhebber van Nederland behaald.

Oliver heeft van jongs af aan al duiven. Als kleine jongen begon dat met het vangen van verwilderde duiven. Op zijn 16e begon hij met postduiven en werd hij lid van een vereniging, al duurde het nog tot 1999 dat hij ging meedoen met wedvluchten. Oliver hoefde niet lang op successen te wachten en wist zich al relatief snel bij de landelijke kampioenen van Kroatië te voegen. Vele kampioenschappen werden tussen 2005 en 2017 behaald op alle disciplines van vitesse tot marathon. Op nationaal vlak kan Oliver een indrukwekkende lijst met asduiven en Olympiadeduiven overleggen zoals de 1e nationale asduif jaarlingen, 1e Olympiadeduif midfond, 3e nationale asduif Olympiade Brussel, 3e nationale asduif Olympiade Dordtmund, 3e nationale asduif vitesse, 3e nationale asduif fond, 3e nationale asduif jaarlingen en nog een hele reeks top 10 plaatsen. Je kan dus wel zeggen dat Oliver zijn sporen al ruimschoots had verdiend voordat hij bij Eijerkamp in dienst trad.

Oliver geeft aan dat hij in Kroatië toch altijd beperkt was in zijn tijd en daarom zijn duiven niet optimaal kon verzorgen. Hij maakte destijds lange dagen als dakbedekker. Ook lagen de salarissen in die tijd in Kroatië heel wat lager dan in Nederland. Investeren in topduiven om de kwaliteit van zijn kolonie op een hoger level te brengen was in Kroatië daarom niet zo vanzelfsprekend. Het aanbod van Eijerkamp was op alle fronten zo aantrekkelijk, dat hij dit gewoon moest aannemen. Oliver; “Het was een droom die uitkwam om de hele dag met duiven in de weer te kunnen zijn, te beschikken over het allerbeste materiaal (duiven en hokken) en daarmee bovendien een goed salaris te verdienen. In eerste instantie had ik met mijn vrouw afgesproken dat ik dit voor een periode van 5 jaar zou doen, maar die 5 jaar zijn inmiddels verstreken en voorlopig blijf ik hier nog wel even. Sowieso heb ik me ten doel gesteld om 3 x nationaal kampioen te worden en dat is nu twee keer gelukt, wat niet wil zeggen dat ik direct ontslag zal nemen als ik dit jaar weer nationaal kampioen word. Ik heb het hier erg goed naar mijn zin. Eijerkamp is een fijne werkgever en ik wordt geheel vrijgelaten in mijn aanpak.”

Oliver woont van begin januari tot eind september op het terrein van Eijerkamp waar hij een eigen woning tot zijn beschikking heeft. Van oktober t/m december verblijft hij bij zijn vrouw en twee zoons (8 en 14 jaar oud) en zij komen gedurende de schoolvakantie voor een periode van 8 weken naar Nederland. De rest van de tijd ziet hij zijn gezin niet. Ook komt hij zelf nauwelijks van het terrein, alleen tijdens het lappen en inkorven. Zijn dag begint ’s morgens om 6.00 uur en dan is hij tot 11.00 uur bij de duiven. Na een onderbreking van 3 uur is hij weer van 14.00 uur tot 20.00 uur druk met de duiven. Oliver; “Toch is er geen dag hetzelfde. Uiteraard zijn er de dagelijkse terugkerende activiteiten als de duiven verzorgen en laten trainen. Maar daarnaast is er altijd wel wat te doen. Denk aan klusjes als de mest onder de roosters verwijderen, de lopende banden schoonmaken, voer mengen, enz.”

Uit het voorgaande blijkt wel dat er gedurende de maanden januari t/m september voor Oliver weinig tijd voor andere dingen in zijn leven is als duiven. Oliver; “Dat klopt, maar daar heb ik zelf voor gekozen. Voor mij is de duivensport topsport. Ik wil er alles voor doen om de beste te zijn. Maar natuurlijk wil ik dit niet mijn hele leven blijven doen. Er komt ooit een moment dat ik de duivensport achter me zal laten en terug zal gaan naar Kroatië. Zoals ik daar nu over denk zal ik dan nog wel duiven houden maar niet meer aan wedstrijden deelnemen. Maar wanneer dat zal zijn?”.

Voorafgaande aan mijn gesprek met Oliver had ik de video gezien die Falco Ebben over het team Eijerkamp heeft gemaakt. Hierin wordt Oliver ook geïnterviewd en zie je hem actief met de duiven bezig. Een ieder die deze film ook gezien heeft zal beamen dat deze man één is met zijn duiven. Hij koert nog net niet maar hij verstaat ze wel. Dat is een gave die niet iedere duivenliefhebber bezit. Elke duif kent hij en er ontgaat hem niets. Oliver; Ik heb er inderdaad gevoel voor en feitelijk doe ik ook alles op gevoel. Ik zie aan de duiven wat ze nodig hebben. Dus hier beslist geen afgepaste hoeveelheden voer! Dat geldt ook voor het verstrekken van supplementen en medicatie. Alleen iets gebruiken wanneer dat nodig is. Wat dat laatste betreft wordt er goed samengewerkt met Tony Oranje de dierenarts van Eijerkamp. Ik zou trouwens ook niet kunnen werken met een vast systeem.”

Oliver behoort tot de kleine groep van professionele duivenliefhebbers die leeft van de duivensport. Wat hem en zijn collega hokverzorgers onderscheidt is dat hij geen eigen baas is en de duiven niet zijn eigendom zijn. Als hokverzorger draag je een grote verantwoordelijkheid en bij onvoldoende presteren kan dat zelfs je baan kosten. Oliver; “Voor mij is het vanzelfsprekend om mijn uiterste best te doen en het beste uit mezelf en de duiven te halen. Dat zit in mijn karakter. Dat ik betaald wordt om te presteren maakt dat ik er nog een schepje bovenop doe. Uiteraard heeft het in dienst zijn van Eijerkamp consequenties. Je levert wat vrijheid in en ik moet het doen met de duiven die ik tot mijn beschikking krijg, maar ik mag deze wel zelf uitzoeken. Met de kweek heb ik geen bemoeienis. Dat is in handen van Evert Jan Eijerkamp en Henk Jurriëns. Maar verder wordt ik volledig vrijgelaten.”

Er zijn nogal wat verschillen tussen de duivensport in Kroatië en Nederland. Niet alleen is het landschap in Kroatië heuvel- en bergachtig en ligt de gemiddelde temperatuur zomers 6 tot 8 graden hoger dan in Nederland, maar ook is het spel- en puntensysteem geheel anders. Oliver; Ja de verschillen zijn erg groot. Ik heb mijn spelsysteem dat ik in Kroatië hanteerde volledig over de kop moeten gooien. In 2017 en 2018 heb ik diverse hokbezoeken in Nederland gebracht om er achter te komen op welke onderdelen ik mijn verzorgingssysteem moest aanpassen om ook hier top te kunnen presteren. Ook vloog ik in Kroatië niet met jonge duiven, dus ook met dat spel moest ik kennis en ervaring zien op te bouwen. Nu is dat één van mijn specialismen. Afgelopen jaar heb ik met een hokje van 20 duivinnen gespeeld om ook dat spel in de vingers zien te krijgen. En dat is ook goed gelukt met als belangrijkste resultaten de 2e, 3e en 4e nationale asduif.”

Tot slot nog enkele uitspraken van Oliver:

Niet iedereen heeft de wil om te winnen, om nummer 1 te worden.

Om iets te bereiken zal je jezelf doelen moeten stellen en er veel voor over moeten hebben om die doelen te bereiken. Ik heb mijn doelen tot nu toe altijd behaald en dat ging niet vanzelf.

De duiven moeten bij me passen, ook qua karakter. Is dat niet het geval kan ik er niets mee.

Zowel in Nederland als in Kroatië loopt de duivensport terug. Er zijn diverse maatschappelijke en andere ontwikkelingen (toename roofvogels bijvoorbeeld) die de duivensport niet ten goede komen. Ik heb daar echter geen invloed op en wil me daar dan ook niet druk over maken.

1 Mei 2022

Eenhoksraces.2 / Leo (en Caspar) Silvius – Sneek
In 2011 schreef ik over Jos Meulenberg die als Nederlander in Tanzania en later in Oeganda woonde en daar met duiven begon. Zijn doel was met eigen gekweekte duiven aan éénhoksraces deel te nemen. Helaas is hem dat slechts één keer gelukt omdat het vanuit een Afrikaans land vrijwel onmogelijk is om duiven naar een ander land te sturen. De laatste jaren organiseerde hij met zijn eigen duiven een éénhoksrace en kon het personeel van de bloemenkwekerij waar Jos werkzaam was, zelf een duif uitkiezen uit Jos zijn hok waarop ze dan een gokje op de finale konden wagen. Met een barbecue werden de duiven opgewacht, hetgeen een hele happening was, waarbij de dagen voor en na de race op de kwekerij over niets anders meer werd gesproken. Daar kreeg de pers lucht van en zo werd de finale van de Flying Thunder race in 2019 onder grote belangstelling bijgewoond en verscheen er in de lokale krant een artikel. Helaas is Jos is vorig jaar naar Europa verhuisd en heeft zijn duiven toen achter moeten laten.

Jos heeft zijn droom, om met eigen gekweekte duiven een aansprekend resultaat te behalen op een OLR, dus helaas niet kunnen verwezenlijken. Iemand die die dat wel is gelukt, is de 45 jarige Leo Silvius uit Sneek. Leo komt uit een duivenfamilie. Zijn vader speelt vanaf 1969 met duiven en ook zijn jongere broer Caspar is een fanatieke duivenmelker. Daarnaast is er nog een oom die zo’n beetje zijn hele leven actief is in de duivensport. Leo; “In de jaren 90 vloog ik met mijn vader in combinatie. Toen ik rond 2000 het ouderlijk huis verliet, verwaterde mijn interesse in de duivensport een beetje. Mijn jongere broertje Caspar die dan nog thuis was, was inmiddels voor zichzelf gaan vliegen. Ik ging in die periode ook wel geregeld bij hem kijken. Op een gegeven moment wilde het niet meer zo vlotten bij Caspar en besloot ik om hem te gaan helpen. In 2015 kocht ik voor hem een aantal duiven waarvan de meesten via een bon bij diverse liefhebbers. Toen de successen toch nog uitbleven, besloot ik om het over een andere boeg te gooien en te starten met een kweekcentrum bij mijzelf thuis en voor Caspar te gaan kweken. Ik schafte duiven aan bij goed spelende liefhebbers als de combinatie Mantel uit Burgum/Oudega, Buurstra uit Lemmer, Scholten uit Sneek en bij Eijerkamp. 

Zo is mijn kweekcentrum ontstaan. Ik kweek nu een ronde jongen voor Caspar, daarna een ronde voor mijn vader en de 3e t/m 5e ronde speel ik op diverse One Loft Races. Het idee om zelf met de jongen van mijn kweekhok aan OLR’s te gaan deelnemen ontstond in diezelfde periode. Ik zag op YouTube filmpjes van de finale van de Algarve Race. Dat sprak mij wel aan. Ik gaf mijn kweekhok de veelbelovende naam “Emperors Of The Sky (EOTS)” en onder die naam speel ik vanaf 2017 mee aan diverse éénhoksraces en met succes. Op de eerste OLR waaraan ik deelnam (OLR Sevilla) had ik de snelste Nederlandse asduif in de finale. Dit succes werd gevolgd door o.a de 2e asduif op OLR Moledo en de 2e asduif op OLR Costa del Sol. Op de Golden Algarve race had ik afgelopen jaar de 7e asduif tegen een deelname van ruim 7000 duiven. En op de AviRings Derby in Slovenië werd eveneens afgelopen jaar de 3e plaats in de finale behaald. Het gaat dus best goed! En mijn oorspronkelijke doel met mijn kweekhok, namelijk Caspar ondersteunen, is eveneens gelukt. Vorig jaar won Caspar 8 x de 1e in de club en een duif afkomstig van mijn kweekhok stond na 5 jonge duivenvluchten op de 11e plaats bij de asduiven tegen gemiddeld 11.500 duiven.”

Éénhoksraces hebben mijn inziens beslist een meerwaarde. Het is voor een steeds groter wordende groep duivenliefhebbers de enige manier om nog actief met een vorm van duivensport bezig te kunnen zijn. Denk bijvoorbeeld aan mensen die in een nieuwbouwwijk wonen, waar geen uitvliegende duiven gehouden mogen worden. Of liefhebbers die geen duiven meer kunnen loslaten vanwege de te grote roofvogeldruk. En ook voor liefhebbers die een drukke baan en een gezin hebben en te weinig tijd hebben of willen besteden om mee te doen aan de vluchten, bieden de OLR’s een goed alternatief. Ook spreek ik regelmatig oudere liefhebbers zonder auto uit kleine dorpen die in hun dorp niet meer kunnen inkorven omdat hun club is opgeheven. Soms moet er 20 kilometer of meer worden gereden om in te kunnen korven. Op de fiets wordt dat voor deze mensen te zwaar en ze willen ook niet altijd afhankelijk zijn van een ander. Dus het is dan vaak noodgedwongen stoppen, of alleen voor de hobby nog wat duiven om de deur. Zij missen dan echter het competitieve element. Door deelname aan een OLR waarvoor ze alleen maar jongen hoeven te kweken wordt voorzien in het wedstrijdelement en is een klein kweekhokje genoeg. Zo hoeven ze geen afstand van hun duiven te doen. Ik vroeg Leo hoe hij hier tegenaan kijkt; “Hier ben ik het zeker mee eens. En ook voor mensen die vanwege een duivenlong geen duiven aan huis kunnen houden zijn de OLR’s een uitkomst. Je kunt immers ook een ander jongen voor je laten kweken.”

Er is een groot verschil in de zwaarte van de OLR’s. Éénhoksraces in de voormalige Oostbloklanden, Zuid-Afrika en Thailand verlopen vaak nogal traag door moeilijke omstandigheden. De duiven komen dan meestal in hun eentje of maar met enkelen tegelijk thuis. Daarentegen verlopen sommige OLR’s in Duitsland en Portugal vaak snel en is daarbij regelmatig sprake van massa-aankomsten. Het spreekt vanzelf dat je op beide typen races verschillende duiven nodig hebt. Pure sprinters komen kracht te kort op vluchten waarvan soms op de dag van lossing geen enkele duif thuiskomt en andersom zullen de taaie kilometervreters die hun hand niet omdraaien voor vluchten van 10 uur of langer vliegen, geen potten breken op de snelle finales. Leo desgevraagd over wat voor races hij deelneemt en met wat voor duiven hij dat doet; Het liefst speel ik op OLR’s waarvan de finale geen massasprint heeft, dus wel vluchten waarbij het op de duif zelf aankomt. Ik doe ook niet mee aan OLR’s waarbij de duiven over zee moeten vliegen. En het moet ook wel betaalbaar blijven. Een inleg van honderden euro’s per duif kan ik me niet permitteren. Het prijzengeld dat op die duurdere races te verdienen is, is natuurlijk ook veel hoger dan op de OLR’s waaraan ik mee doe. Maar de voldoening dat mijn duiven zo goed meekomen is groot. Het soort duiven dat ik bezit van eerdergenoemde liefhebbers kunnen zowel bij de wat snellere als bij de zwaardere races goed meekomen. Daarnaast heb ik ook veel succes met de nazaten van Gargamel die ik bij de combinatie Koelma kocht en voornamelijk van Stickers-Donckers afkomst is. Een zoon van hem de 404 vloog bij mijn vader 13 x bij de eerste 13 in de club en was duifkampioen jong.”

In het najaar van 2020 verscheen er een discussienota van de Duivensportbond met als titel: “Eénhoksraces, een zegen of een ramp?” In dit rapport gaf het NPO bestuur aan dat zij deelname aan een éénhoksrace niet stimuleerden. Als één van de redenen gaven zij aan dat bij veel van deze races het dierenwelzijn ondergeschikt zou zijn aan het geldelijk gewin. Dat er bij een aantal races op een andere manier tegen dierenwelzijn aangekeken wordt dan in ons land, zal een ieder die in sommige van de organiserende landen op vakantie is geweest, niet verbazen. Echter er zijn toch heel veel OLR’s waar het met het dierenwelzijn absoluut goed zit. Overal zit kaf onder het koren en zeker als er ergens geld mee te verdienen wordt, komen er elementen op af met minder goede bedoelingen. Ik vroeg Leo naar zijn ervaringen; “Vrijwel zeker gebeuren er zaken bij sommige OLR’s die niet door de beugel kunnen, maar er zou vanuit de FCI misschien wel beter gecontroleerd kunnen worden. Als de nationale duivensportbonden eisen zouden stellen aan de OLR’s en de organisaties die hun zaken goed voor elkaar hebben, zouden promoten op wat voor manier dan ook, dan zullen waarschijnlijk de beste OLR’s overblijven. Iedereen wil immers dat zijn/haar duiven een eerlijke kans krijgen.”

Tot zover Leo Silvius over zijn ervaringen met de éénhoksraces.

1 April 2022

Succes in de duivensport.7 / Cor Walda – Zwolle
Inmiddels is dit alweer de 7e column met een liefhebber die over succes in de duivensport zijn zegje doet. Het betreft deze keer de 66 jarige Cor Walda uit Zwolle. Een naam die bij velen wel een belletje zal doen laten rinkelen. Want Cor heeft, sinds hij als 8 jarig jongetje door een oom besmet werd met het duivenmelkersvirus, diverse grote successen behaald. Zo werden er meerdere teletekstvermeldingen behaald alsmede kampioenschappen tot op het hoogste niveau. Ook afgelopen jaar vindt je de naam van Cor terug op nationaal niveau met een 6e plaats bij de grootmeesters (SdK) op de midfond. Mooie herinneringen (nog vrij recent) bewaart Cor met name aan de duiven “De Lommel” met o.a. een 1e Lommel tegen 8.008 duiven, “Greenfield” met een 2e en tevens TT tegen 3345 duiven op Vierzon,  “Super 532” met een 5e en tevens TT tegen 3861 duiven, “Kim” met een 6e en tevens TT op Fay aux Loges tegen 4497 duiven en “Linn” met een 3e en tevens TT op Morlincourt tegen 3426 duiven. Het 1e aangewezen en 2e onaangewezen kampioenschap dagfond in afdeling 8 GOU dat Cor in 2020 behaalde, is een ander aansprekend recent succes.
Verder bewaart Cor aan zijn periode als hokverzorger (2012/2013) bij wijlen Tom Scott op het eiland Jersey ook zeer dierbare herinneringen. Dit was een groot avontuur wat helaas maar twee jaar heeft geduurd omdat Tom ziek werd en kwam te overlijden. De opdracht was een sterk hok voor de grote fond op te bouwen. Dit is er uiteraard in die korte periode niet van gekomen, maar wel werd er een mooi resultaat neergezet in de BBC (British Barcelona Club) op Fourges, met oude duivinnen de 1e en met de jongen 2e en 3e. Dat was dus wel een mooie afsluiter van dit sprookjesachtige avontuur. In 2013 kwam Cor weer terug naar Nederland waar hij hokverzorger werd bij Jac v. d. Bosch in Zeeland. Hier werden mooie resultaten behaald op de ZLU vluchten met als hoogtepunt de 1e nationaal Perpignan in 2015. In 2016 keerde Cor weer terug naar Zwolle en begon hij opnieuw voor zichzelf met duiven te spelen. Inmiddels heeft hij weer een fijn hok duiven voor de vluchten tussen 100 en 750 km opgebouwd.

Cor speelt totaal weduwschap met 22 koppels en heeft daarnaast 11 koppels kweekduiven. Hoewel Cor vooral bekend staat als topspeler die er uit weet te halen wat er in zit, maakt hij van het kweken ook best wel wat werk. Al geeft hij aan dat daarmee nog wel wat puntjes op de i kunnen worden gezet. Hij kijkt nu voornamelijk naar prestaties en de stamboom; “Op het kweekhok heb ik inmiddels meerdere duiven die aan elkaar verwant zijn. De beste ex-vliegers worden gekruist met aangekochte duiven (kinderen van 1e prijsvliegers in grootverband of TT duiven). De stambomen worden goed bestudeerd. Er moeten meerdere Topvliegers in de afstamming zitten. Met een extra duif doe ik soms aan inteelt.” Voor Cor staat de kwaliteit van de duif voorop. De melker heeft wel de taak om die kwaliteit naar boven te halen. Maar met de stelling van één van de voorgaande liefhebbers die in deze serie columns aan het woord was, dat de liefhebber zelf de sleutel tot het succes is, is hij het niet eens. Zonder topduiven is de beste melker ook maar een krabber of hooguit een middelmatige speler zegt hij.

Dat de sleutel tot succes een combinatie is van talent en volharding, inzet, de juiste mentaliteit en een slimme aanpak, zal waarschijnlijk niemand ontkennen. Bij de duivenliefhebbers die weinig succes hebben ontbreekt het meestal aan één of meerdere van genoemde vermogens, karaktereigenschappen en vaardigheden. En heel vaak ontbreekt het vooral aan inzet. Alle succesvolle liefhebbers die aan deze serie columns hebben meegewerkt herkennen dat. Cor is hier geen uitzondering op. “Ik ben het wel met Djoerd van de Veen eens, die zegt dat het verschil van inzet datgene is wat de kampioen onderscheidt van de gemiddelde liefhebber. Zelf probeer ik ook niets aan het toeval over te laten en ik ben best wel fanatiek. Duivensport is een tijdrovende sport, maar iedere hobby of sport kost nu eenmaal tijd en vooral als je er succesvol in wilt zijn. Tijdens de rustperiode van eind september tot eind februari ben ik hooguit drie kwartier per dag met de duiven bezig. Maar vanaf begin maart wordt het drukker met het trainen van de ouden, het uitwennen van de jongen, enz. Dan ben ik toch gauw een uur of 3  per dag met ze bezig.”

Een slimme aanpak is ook zo’n succesfactor. Wat mij de afgelopen bijna 12 ½ jaar dat ik actief ben met de-duivencoach.nl regelmatig opvalt, is dat de aanpak van de gemiddelde duivenliefhebber helemaal niet zo slim is. Sterker nog een plan van aanpak ontbreekt veelal. Jaco van Nieuwamerongen schreef daar in 2016 een serie van 5 columns over met de titel “Liefhebbers missen regelmatig een plan”. Zie de links naar zijn columns en mijn visie hierop op mijn website  https://www.de-duivencoach.nl/Het-Lezen-Waard/Een-Plan-Jaco-van-Nieuwamerongen/ Zoals Jaco in deze serie columns aangeeft, kun je alleen goede resultaten behalen als je jezelf een duidelijk en haalbaar doel stelt en daar een planning voor maakt. En je moet daarin volharden, dus beslist niet tussendoor van doel veranderen of je planning wijzigen. Ik vroeg Cor of hij zich daarin kan vinden. Cor; “Jazeker. Ik stel me altijd een doel. De ene keer behaal ik dat doel en een andere keer niet. Maar ik doe er wel mijn uiterste best voor om dat doel te bereiken. Voor 2022 hoop ik een paar TT noteringen op de dagfond te winnen en met de jonge duiven een aantal mooie uitslagen te maken. Je moet ook weten wanneer je moet ingrijpen of bijsturen. Daarvoor is het belangrijk dat je je duiven goed kent en ze observeert op het hok en tijdens het trainen. Ik ken de duiven aan hun soms aparte gedrag. Als er iets veranderd dan zie ik dat meestal wel snel. Ik let er op hoe graag ze eten en hoe ze trainen (liefst strak en hard). In het begin om ze te laten trainen kan de vlag helpen, later is die niet meer nodig. Dan trainen ze uit zichzelf. Waar ik ook op let is de bakvastheid. Een territorium is belangrijk."

De vorige hoofdpersonen in de columns over dit onderwerp gaven allemaal aan dat alleen met een zeer strenge selectie de top kan worden bereikt. Hier is Cor het helemaal mee eens; “Hier wordt er alles aan gedaan om de vliegploeg zo goed mogelijk te laten presteren, door veel wedstrijden te spelen komen de mindere duiven snel tevoorschijn, deze worden verwijderd. Heb zelf het liefst duiven die alleen super vroeg thuiskomen. Er wordt ook jaarlijks geïnvesteerd d.m.v. de aankoop van twee of drie goede duiven. Ik zoek en koop alleen kinderen van winnaars in groot verband. Dat dit geld kost lijkt mij logisch.”  Ook hier zie je dus een groot verschil met de liefhebbers die niet de ambitie hebben om aan de top mee te draaien. In het voorwoord van het Spoor der Kampioenen van deze week (25-03-2022) geeft de hoofdredacteur Gerrit Knol (clubgenoot van Cor) ook aan dat er nog steeds een grote groep liefhebbers is deze ambitie niet heeft. Voor deze categorie liefhebbers wordt het wel steeds moeilijker om tegen mannen als Cor op te boksen. Ik ken verenigingen waar men om die reden aparte uitslagen maakt zodat de hobbyisten ook op een uitslag komen. Ik vroeg Cor hoe hij tegen deze ontwikkelingen aankijkt. Cor: “Het is lastig om het iedereen naar de zin te maken en wat ambitie betreft zijn we allemaal niet gelijk. Zelf ben ik al een wat oudere liefhebber, maar mijn drive om te winnen is er nog steeds. Dat andere liefhebbers daar anders over denken lijkt mij logisch, een winnaars mentaliteit heb je of heb je niet. Om een A en een B poule te maken in verenigingsverband lijkt mij in de meeste clubs geen haalbare kaart. Dan worden het twee competities van niks en ik denk dat nummer 8 in poule A altijd zal zeggen; “Ja maar in poule B zou ik 1e zijn geweest”. Volgens mij zijn de meeste leden in mijn club wel tevreden met hun prestaties in relatie tot het werk wat ze daar voor moeten doen. De paar leden met meer ambitie weten dat er altijd een paar vluchten zijn waar de echte hobbyisten de winst pakken en dat is ze zeker gegund, geniet hiervan want de druk om te presteren is ook minder groot. Ik ben overigens van menig dat een ieder moet doen waar hij of zij zich goed bij voelt.” Tot zover Cor Walda, een man die zoals gezegd zijn best doet voor de eerste plaats, maar er ook van kan genieten als een ander deze plaats opeist.

1 maart 2022

Klaas de Vreeze – Bakhuizen / Eenvoud in de duivensport.5

Net als Pieter Eekhof, de hoofdpersoon in de vorige column over eenvoud in de duivensport, is de hoofdpersoon van deze column ook weer een nuchtere Fries. In reportages is deze op en top sportman ook wel eens beschreven als een duivenmelker van de oude soort. Het betreft de 77 jarige Klaas de Vreeze uit Bakhuizen, een bekende naam op de grote fond in Noord Nederland. En het is niet alleen vanwege de duiven dat zijn naam velen bekend in de oren zal klinken. Klaas is ruim 48 jaar voetbaltrainer geweest van diverse clubs. Ook kreeg hij vanwege zijn dagelijkse zwemactiviteiten in het IJsselmeer in zomer en winter veel lokale en landelijke media-aandacht.

Klaas heeft inmiddels 72 jaar duiven. Reeds op zijn 5e jaar had hij al duiven, samen met zijn broer die 7 jaar ouder was. Het begon met een aanvlieger die in een oud konijnenhok werd gehouden. Maar al snel kwam er een echt duivenhok en werden de gebroeders de Vreeze jeugdlid bij de toenmalige vereniging Thusfleaners in Koudum. Deze vereniging hield na een paar jaar echter op te bestaan. Toen moest de inmiddels 12 jarige Klaas om met duiven te kunnen blijven spelen, lid worden in Lemmer. Hier is hij tot zijn 18e lid geweest. Dat betekende 6 jaar lang met de fiets de duiven inkorven, wat een flinke fietstocht van 23 kilometer inhield. De klok kon voor het afslaan met de buschauffeur worden meegegeven, maar dat ging nog wel eens mis. Hieruit blijkt wel dat Klaas altijd al een doorzetter is geweest. Dat hij jaren later 2 x de Elfstedentocht op de schaats heeft uitgereden zal dan ook niemand verbazen.

Enkele grote successen uit zijn lange duivenloopbaan zijn de 1e nationaal Bergerac in 2006, het winnen van het Criterium der Azen (van Marathon Noord) in 2010 en vele teletekstplaatsen op de marathons. Van langer geleden dateren vele kampioenschappen in rayon “de Kuststrook” waaronder diverse malen het generale kampioenschap. Ook was Klaas diverse malen te vinden bij de eerste 10 generale kampioenen van de afdeling Friesland, toen hij het hele programma nog vloog. Voor een kampioenschap wordt echter al jaren niet meer gespeeld. Klaas speelt nu voor een dagsucces. Nog eens een aansprekende overwinning behalen zoals de 1e Nationaal Bergerac, wat inmiddels al weer 16 jaar geleden is, zou erg mooi zijn zegt Klaas.

Zoals gezegd behoort Klaas tot de categorie liefhebbers die de duivensport op een eenvoudige manier beoefenen. Ik vroeg Klaas wat dit voor hem inhoudt. “Eenvoud is zo dicht mogelijk bij de natuur blijven. De duif gewoon duif laten zijn. De hokken stonden bij mij ook jarenlang de hele dag open. Tegenwoordig kan dat helaas ’s winters niet meer vanwege de roofvogels, maar zomers staat het hok nog altijd de hele dag open. Dicht bij de natuur blijven betekent voor mij ook zo veel mogelijk van medicijnen afblijven. Ik heb dit jaar voor het eerst van mijn leven de duiven geënt en gekuurd tegen Paratyfus. Ik had vorig jaar teveel onbevruchte eieren en jongen die niet goed opkwamen. Aan de oude duiven was niets te zien, maar ik heb het advies van de dierenarts toch maar opgevolgd. Het hok heb ik toen ook gelijk goed schoongemaakt, dat doe ik ook niet vaak. Het moet niet te steriel zijn op een duivenhok, dan wordt er te weinig natuurlijke weerstand opgebouwd. Er dat geldt ook voor voorbehoedende kuren. Alleen medicatie als de duiven ziek zijn. Ik zal ook zeker geen heel hok medicatie verstrekken als één of enkele duiven ziek zijn, maar alleen de zieke duif verwijderen. Tegen het geel wordt alleen gekuurd als er iets gevonden wordt. Ik laat mijn duiven twee keer per jaar controleren. Eenmaal voor het begin van het seizoen en nog een keer voor de eerste overnachtvlucht.”

Wanneer je een reportage leest en de films bekijkt over de landelijk bekende hokken, zie je dat er meestal weinig aan het toeval wordt overgelaten. Verwarming en klimaatbeheersing op de hokken, uitgebalanceerde luchtverversing, voerschema’s, medische begeleiding, etc. Veelal betreft dit programmaspelers, maar er zitten ook enkele topspelers op de overnacht tussen. Kun je als liefhebber die de duivensport op een eenvoudige manier beoefent, hier wel tegenop vroeg ik Klaas. “Ja zeker. Ik denk zelf dat je op de marathons in het voordeel bent als je de duiven zo dicht mogelijk bij de natuur houdt. Kijk bijvoorbeeld eens naar de gemiddelde leeftijd van de duiven. Op de hokken van de liefhebbers die niets aan het toeval overlaten, zitten maar weinig duiven van vier jaar of ouder. Bij mij en de marathonspelers die hun duiven zo natuurlijk mogelijk verzorgen is het geen uitzondering dat een 8 of 9 jarige duif nog volop zijn prijzen pakt. Natuurlijk is de natuurlijke gezondheid en grote vitaliteit ook genetisch bepaald, maar er moet ook blijvend op worden geselecteerd. Dat kan niet als je ze als kasplantjes behandeld. Toen ik het programma nog speelde, had ik wel verwarmingsplaatjes op het hok, die ik gebruikte in het vroege voorjaar als er werd gevlogen onder koude en natte omstandigheden. Maar nu laat ik mijn duiven in het vroege voorjaar met dergelijke weersomstandigheden gewoon thuis. Kwalen met de luchtwegen voorkomen is beter dan deze genezen. Koppelen doe ik ook laat. Eveneens ongeveer gelijk met de duiven in de vrije natuur. De kwekers op 1 maart en de vliegers op 1 mei.”

Daar waar de voorgaande vier liefhebbers van deze serie columns aangaven dat zij de duiven vooral als vorm van ontspanning hebben, geldt dat maar ten dele voor Klaas, die op en top sportman is. Als hij mee doet wil hij ook winnen of in ieder geval een vroege prijs spelen. Het fanatisme dat hij had toen hij nog voor het generale kampioenschap van de afdeling speelde, is er wel af. Maar hij is ook nu nog altijd met duiven bezig. Klaas; “Het is ontspanning maar ook inspanning. In het vliegseizoen bestaat die inspanning onder andere uit het op de juiste neststand brengen van de duiven. De eerste twee overnachtvluchten Limoges en St Vincent speel ik ze het liefst op kleine jongen. Daarna laat ik ze meestal gewoon hun gang gaan. Soms leg ik wel eens hier en daar een jong onder als het zo uitkomt. Ik heb toch wel het meest succes met duiven op jongen. De duivinnen op een klein jong tot een dag of zeven en doffers op jongen van een dag of twaalf. Afhankelijk van hoeveel duiven ik inkorf kan het wel wat werk met zich meebrengen. Vooral in het voortraject tijdens het inspelen. Ik leg de eieren of kleine jongen dan onder de thuisblijvers en schrijf met een zacht potlood het nummer op de eieren en geef kleine jongen een streep op de rug met een kleurtje. Verder lap ik de duiven meestal een dag voor het inmanden nog op ongeveer 50 km. Maar succes behalen zonder enige inspanning is m.i. vrijwel onmogelijk.”

Wat ook een verschil is tussen de mannen die er alles aan doen om op het hoogste podium te komen en de liefhebbers die het eenvoudig aanpakken, zijn de prijzen die men wil betalen voor bloedverversing. De eersten zijn continu op zoek naar betere duiven en tellen daar dikwijls ook flink wat geld voor neer. Dat betreft soms duizenden euro’s voor een jonge duif met een goede afstamming. De categorie eenvoudige liefhebbers koopt doorgaans wel eens wat bij, maar meestal betreft dat een bonnetje of men ruilt wat onderling. Zelden of nooit zijn hier grote bedragen mee gemoeid. Ik vroeg Klaas of hij dikwijls duiven bijkoopt en aan wat voor bedragen ik dan moet denken. Klaas; “Ik denk dat ook de mensen met een kleinere beurs meestal wel op zoek zijn naar versterking. Zij doen dat vaak door in de winterperiode te proberen om een paar bonnetjes te bemachtigen van goede liefhebbers. Zelf ruil ik regelmatig met een paar goede vrienden. De gunfactor speelt ook een grote rol. Wanneer er een klik met de verkoper of de bonnenschenker is, zal ook de liefhebber met de kleine beurs meestal wel iets goeds gegund worden. Mijn duurste aankoop van de afgelopen jaren was een duif van 200 euro. Een kleindochter van deze aankoop is mijn superduivin 781. Zijn won tot nu toe o.a. een 4e, 8e en 11e nationaal (Sector 4) dus deze aankoop was het geld wel waard.”

Wat voeding en bijproducten betreft houdt Klaas het ook simpel. Hij voert al jaren het voer van Natural en de laatste jaren volgt hij het Natural Finesse-systeem. Ook gebruikt hij de mineralen en grit van deze firma. Tot zover Klaas de Vreeze die al tientallen jaren heeft laten zien dat ook wanneer je op een eenvoudige manier duiven houdt, er wel topprestaties mogelijk zijn.

1 Februari 2022

Peter Goossens / De Holle Kropper
De columns op mijn website worden niet alleen gelezen door postduivenliefhebbers. De columns die niet specifiek op postduivenliefhebbers zijn gericht, worden dan ook goed gelezen. De twee artikelen die ik over kleurpostduiven schreef behoren zelfs tot de top 3 van mijn meest gelezen columns met enkele tienduizenden lezers! Daarom vond ik het weer eens tijd worden voor een column/minireportage over een sierduivenliefhebber.

Op het artikel dat ik over de Gelderse Slenk schreef, waarin ik refereerde aan de verwantschap met de postduif via de Oploper, een kleine kropper soort die destijds mede gebruikt is om de postduif te creëren, kreeg ik een aantal kritische reacties. Dat de Slenk in de beginjaren van de ontwikkeling van de postduif hoogstwaarschijnlijk ook ingekruist is, werd door een paar criticasters voor onmogelijk gehouden. Deze zullen waarschijnlijk niet bestrijden dat dezelfde Oploper ook de voorouder is van de Holle Kropper. Iemand met wie je uren over deze materie kan bomen, is de 58 jarige Peter Goossens uit Laren, voorzitter van de Nederlandse Holle Kropper club, de club die de ras standaard bewaakt.

Peter is geboren in de onder veel postduivenliefhebbers zeer bekende Belgische plaats Duffel en heeft daar tot zijn 21e gewoond. Rond zijn 8e jaar is hij met duiven begonnen, dus inmiddels alweer zo’n 50 jaar geleden. Hij kwam met duiven in contact omdat er in Duffel destijds zeer veel duivenmelkers woonden. Alleen al bij hem in de straat waren er dat vele tientallen. Het was bijna onmogelijk om er niet mee in contact te komen, zegt Peter. Een groot contrast met de tegenwoordige tijd. Omdat er in Duffel destijds soms elk weekeinde vele duizenden duiven gelost werden, bleven er op de losplaats altijd enkele tientallen duiven rondhangen. Peter maakte er een sport van om deze te vangen. De mooie kleuren hield hij zelf en de rest bracht hij naar het duivenlokaal wat gevestigd was in café de Kroon. Voor elke duif die hij daar bracht kreeg hij een reep chocolade. De kleine Peter heeft heel wat chocoladerepen gegeten in die tijd.

Peter maakte in zijn jeugdjaren de ommezwaai van post- naar sierduiven en daar is hij de rest van zijn leven bij gebleven. Hij heeft door de jaren heen diverse rassen sierduiven gefokt zoals Gentse Kroppers, Speelderkens, Rijnlandse Ringslagers en nog veel meer. Maar zijn grote liefde is de Holle Kropper. Dit ras fokt hij inmiddels, met een tussenpoos, ruim 30 jaar.  Tijdens de periode dat hij in Delft woonde zag hij dat de Tilduivenliefhebbers Holle Kropper duivinnen als lokkers gebruikten om duiven mee te vangen. Hij was meteen verkocht voor dit ras. Peter; https://strato-editor.com/.cm4all/uproc.php/0/.big_57606580_0_694-432_1.jpg/picture-400?_=18790a38bd0 “Ze zijn mooi om te zien en hebben een zeer vertrouwelijk karakter. Helaas loopt het aantal fokkers flink achteruit. In Nederland zijn er nog een tiental fokkers en wereldwijd misschien een kleine 100. Gelukkig is de kwaliteit nog steeds zeer goed. Het zou erg zonde zijn als dit ras zou verdwijnen. Het is een betrekkelijk jong ras dat voortkomt uit de Oploper die al op een schilderij van Melchior d'Hondecoeter uit 1665 te zien is. Ruim 100 jaar geleden is de Holle Kropper zoals we die nu nog kennen gecreëerd uit de Oploper en enkele andere rassen, van oorsprong is het dus een echt Hollands fokproduct dat in de loop der jaren steeds verder is geperfectioneerd.”

Van origine is de Holle Kropper dus een vliegduif. Daar is nu niets meer van over. Het is nu een echte showduif waarbij het model het belangrijkste is. Ze worden nu vrijwel alleen nog in volières gehouden. Een enkele liefhebber laat er op een typische duiventil voor de aardigheid soms wel een paar losvliegen, echter deze worden in de winter vrijwel altijd opgepeuzeld door roofvogels. Ook het oriëntatie vermogen is er volledig uit gekweekt. De kans dat mensen met dit sierduivenras in contact komen en wellicht overwegen om ze zelf te gaan fokken wordt steeds kleiner. Dat de Stichting Zeldzame Huisdieren ze op de lijst van met uitsterven bedreigde Nederlandse sierduiven heeft staan, helpt daarbij helaas ook niet of nauwelijks.  https://szh.nl/rassen/duiven/  Volgens Peter is er naast Europa vanuit Amerika, Australië en enkele Aziatische landen belangstelling voor dit ras. In Nederland is het fokken van showsierduiven volgens hem sowieso een uitstervende hobby.

Peter heeft met zijn Holle Kroppers door de jaren heen mooie successen behaald op grote shows waaronder het winnen van het NBS kampioensdiploma. Maar wat hij zelf als zijn mooiste successen beschouwt, zijn de geslaagde pogingen om een nieuwe kleurslag in een ras te fokken. Dat is altijd weer een grote uitdaging en de voldoening is groot als dat ook lukt. Peter; “Uiteraard geeft het me veel voldoening dat het me is gelukt om het NBS kampioensdiploma te winnen. Maar een nieuwe kleur te fokken in een bestaand ras en deze kleur erkend te krijgen is minstens zo mooi, zo niet mooier. Dit is me meerdere malen gelukt, onder andere met de Holle Kropper en de Gentse Kropper in meerdere kleurslagen, de Rijnlandse Ringslager in meerdere kleuren als ook met de Oud Hollandse Kapucijn in Blauwschimmel. Ik ben eigenlijk altijd op zoek naar nieuwe uitdagingen op dit vlak. Een nieuwe kleur in een ras fokken is op zich de uitdaging niet, maar het moeilijkste komt daarna pas en dat is de specifieke raskenmerken van dat ras zien te behouden.”

Tot zover Peter Goossens over zijn passie de Holle Kropper, die tot slot nog aangeeft dat hij ook enorm geniet van de vele internationale contacten en de hokbezoeken in diverse landen als o.a. Amerika en Australië aan fokkers van Holle Kroppers. “Je komt op plekken in de wereld waar je anders nooit zou komen.”

1 Januari 2022

Rense Sinkgraven - Groningen / Schrijvers over de duivensport.9
Deze keer breng ik een ex-duivenliefhebber voor het voetlicht in de serie columns over schrijvers in de duivensport. Het betreft de 56 jarige voormalig stadsdichter van Groningen, Rense Sinkgraven. De reden dat ik met hem in gesprek ging voor deze column is zijn recent verschenen boek Dorus de Doffer. In deze roman draait het om de duivensport. Dat is op zich best wel bijzonder en gebeurt maar zelden. Behalve dit nieuwe boek van Rense ken ik alleen “Hemelval” van Arjan Visser en “De weg terug” van Jon Day (uit het engels vertaald) naast enkele losse verhalen in verhalenbundels van Simon Carmiggelt en Maarten ’t Hart waarin een duivenmelker centraal staat.

Rense komt van oorsprong uit Sint Jacobiparochie en is in Smilde opgegroeid. In deze laatste plaats is zo rond 1977 de liefde voor de postduif ontstaan. De buurman van een vriendje was de nu nog steeds met duiven spelende Harm Jansma. Deze wist het enthousiasme voor de duif en de duivensport op Rense over te brengen en een jaar later was Rense lid van PV Snel te Smilde. Helaas is deze club vorig jaar opgeheven. Rense heeft tot 1988 met postduiven gespeeld. De successen waaraan hij mooie herinneringen bewaart, zijn het winnen van een 1e in de club op Nationaal München en een duif die in het jaar dat Rense stopte met de duivensport 3 x bij de eerste 3 in de club vloog. Maar het zijn vooral andere zaken waarom Rense regelmatig met weemoed en nostalgische gevoelens aan de duivensport terugdenkt. Zoals de omgang met - en het verzorgen van de duiven, de spanning van de wedvluchten, de omgang met andere duivenmelkers en het sfeertje in de club. Op afstand volgde hij de duivensport nog wel een beetje. Zo volgde hij via internet de successen van oud clubgenoot Henri Hoeks op de marathons en las hij zo nu en dan iets wat hem toevallig onder ogen kwam over de duivensport. Zo deed het hem goed om te lezen dat de duivensport op de lijst van cultureel immaterieel erfgoed is geplaatst. Maar tegelijkertijd las hij dat de duivensport met een rap tempo veel leden verliest en dat er maar weinig nieuwe duivenliefhebbers bijkomen. En dat deed hem pijn. Mede vanuit dit gevoel is het idee ontstaan om een roman over de duivensport te schrijven met daarbij de stille hoop dat hierdoor misschien weer mensen besluiten om met postduiven te starten of een herstart te maken.

De hoofdpersonen in het boek Dorus de Doffer zijn twee duivenmelkers die beiden succesvol zijn op de grote fond. Beiden hebben hun favoriet, die al menige vroege prijs op de fond gewonnen heeft, ingekorfd op St. Vincent. Uit de wijze waarop Rense beide liefhebbers beschrijft en de manier waarop zij de duivensport beoefenen, de voorbereiding op de vlucht, de sfeer in het duivenlokaal, de vleugel- en ogentheorie benoemt, de namen van beroemde melkers uit het verleden, enz. is meteen duidelijk dat hij een insider is. Voor veel van de feiten en situaties kon hij uit zijn eigen herinneringen putten. Toch heeft Rense veel research gedaan. Alles moest kloppen in zijn roman, tot en met de kleinste details. Rense; “In mij schuilt een onderzoeker. Gedurende de 10 jaar dat ik actief was in de duivensport las ik alles wat maar voor handen was over de duivensport. Boeken van John Lambrechts, Leon Petit, Piet de Weerd, Jacques Tournier, Arie van de Hoek en vele andere bekende duivenboekenschrijvers werden door mij verslonden. De vleugeltheorie van Vanderschelden boeide mij, net zoals het verhaal/mythe over de Dokus van Remi Gadeyne. De Dokus staat min of meer model voor de Dorus in mijn roman. De sfeer van de duivenliefhebbers onder elkaar in het clubgebouw is zoals ik me die herinner. De foute grappen en de moppen over seks vond ik als tiener natuurlijk erg grappig. Sommige liefhebbers, waarmee ik in contact kwam in de club, door een opgevangen duif of waar ik als jeugdlid eieren of duiven van kreeg, waren markante personen. Dat boeide mij ook. Dat er duivenliefhebbers zijn onder alle lagen van de bevolking, van vuilnisman tot directeur van een grote onderneming die elkaar allemaal treffen in het duivenlokaal, vind ik een bijzonder mooi aspect van de duivensport.”

Rense geeft aan dat hij de liefde voor de duivensport nooit verloren heeft. Maar opnieuw beginnen zit er niet in. “Als je het goed wilt doen, moet je de duivensport gedegen aanpakken en dat kost veel tijd en dat heb ik niet. Daarnaast heb ik het uitselecteren van duiven die niet goed presteerden, altijd heel moeilijk gevonden. Met veel van mijn duiven had ik wel een band en dat waren lang niet altijd de beste duiven. Een aanhankelijke duif die meteen begint te koeren als je het hok binnen komt, of een duif die tijdens het hok schoonmaken op je rug gaat zitten, of een duif waarmee je een altijd een robbertje knokt in zijn broedhok, dat waren wel de dingen waarvan ik enorm kon genieten. Het weg moeten doen van zulke duiven omdat ze niet goed presteren is iets dat ik waarschijnlijk niet meer zou willen/kunnen.”

De twee hoofdpersonen in Dorus de Doffer hebben een heel tegenovergesteld karakter. Persoonlijk herkende ik tot mijn verrassing vrij veel van mijzelf in de beschrijving van beiden. Ik was daarom ook best benieuwd hoe Rense tot deze personages is gekomen. Rense; “Vanaf het begin was het mij duidelijk dat er een soort van tweestrijd in het boek moest komen om de vaart er in te houden. Door één van beiden neer te zetten als een persoon met een minderwaardigheidsgevoel die erg aan zichzelf twijfelt en respect heeft voor al wat leeft en de ander als zijn tegenpool, met daarbij het wedstrijdelement van de vlucht vanuit St Vincent, wordt de spanning in het boek opgebouwd. Ik wilde een roman schrijven die dicht bij de werkelijkheid blijft, vandaar ook dat ik bijna elk feit heb geverifieerd of dit ook echt plaats had kunnen vinden. Al met al ben ik mede hierdoor met het schrijven van deze roman zo’n 5 jaar bezig geweest. Maar daarnaast moest het wel spannend zijn, met een verrassend slot. Aan de vele reacties die ik zowel uit duivenmelkerskringen ontvang als van mensen die niet met de duivensport bekend zijn, ben ik daar wel in geslaagd. Dat vind ik uiteraard fijn.”

Rense geeft aan dat hij in de beginfase van het schrijven een paar maal bij Hielko Postma in Eenrum is langsgegaan om inspiratie op te doen. Dat het in zijn boek over fondspelers zou gaan was van begin af aan al duidelijk voor Rense. Hij heeft altijd grote bewondering gehad voor de marathonduiven. Dat hij zodoende bij Hielko terecht kwam lag voor de hand. Deze was immers voor het noorden de pionier van het marathonspel. In de periode dat Rense zelf actief was, boekte Hielko grote successen, waardoor hij vanwege de enorme afstanden die zijn duiven af moesten leggen op vluchten als St Vincent en Dax, in den lande veel bewondering oogstte. (In mijn column van 30 juni 2016 liet ik Hielko hierover zelf aan het woord.) Hielko kon helaas de drukproef van de roman niet meer lezen omdat hij vorig jaar is overleden. Toen Rense hoorde dat Johan Groenbroek uit Wagenborgen de laatste jaren met Hielko samen had gekweekt, besloot hij om Johan te vragen de drukproef te lezen en van commentaar te voorzien. (Recent heeft RTV Noord een leuk artikel over Rense en Johan geschreven  https://www.rtvnoord.nl/nieuws/875824/rense-sinkgraven-geeft-in-nieuwe-roman-inkijkje-in-de-duivensport#  )

Tot slot wil Rense nog benadrukken dat een sport/hobby als de duivensport niet verloren mag gaan in ons land. De Nederlandse postduif staat wereldwijd bekend vanwege zijn kwaliteit. Maar als het zo doorgaat, gaan landen waar de duivensport in de lift zit als Roemenië, Polen en China ons voorbij. Rense; “Jammer dat in Nederland de duivensport krimpt terwijl elders in de wereld een omgekeerde beweging gaande is. Hier ligt een belangrijke taak voor de bond. Deze zal er alles aan moeten doen om het aantal duivenliefhebbers niet verder te doen slinken. De romantiek is grotendeels weg lees ik. Op één of andere manier moet dat element weer wat terug komen. De verzakelijking krijgt de duivensport teveel in haar greep lijkt het. Daarnaast moet het spel hoe dan ook eerlijker. Het mag niet zo zijn dat de grote melker de kleine melker totaal overvleugeld. Dat maakt de sport kapot.”