De-Duivencoach.nl
Nico van Veen

Columns 2020

1 december 2020

Jan Hopman - Noordbergum / Selecteren.4
In mijn vorige column over het onderwerp selecteren liet ik een relatieve beginner aan het woord, namelijk Wim Buwalda. Deze was er, dankzij zeer goed startmateriaal, in geslaagd om binnen 5 jaar een zeer sterk presterend hokje duiven op te zetten. We zijn inmiddels 5 jaar verder en de duivenjas van Wim heeft hij helaas al weer enkele jaren geleden weggehangen. Net als voor vele andere starters en herstarters die de afgelopen weer zijn gestopt, werd de investering in tijd en geld hem teveel. In een toekomstig artikel over de redenen om te stoppen met de duivensport zoek ik Wim misschien nog wel eens op. Met Wim sprak ik destijds dus over selecteren en hij gaf daarbij aan dat hij dat één van de meest moeilijkste dingen van de duivensport vond. Afscheid nemen van duiven die langer dan een jaar op zijn hok zaten en waarmee hij inmiddels een band had, ging hem erg slecht af. Ik kom dat tijdens het beoordelen/selecteren in de wintermaanden vaker tegen en helaas is dat niet zelden de reden van mindere prestaties. Wil je bij de kampioenen op het podium komen en blijven zit er echt niets anders op dan streng te selecteren. Een van de liefhebbers die daar uit ervaring over mee kan praten is de 73 jarige Jan Hopman uit Noorbergum.

Jan is in de jaren 60 als 13 jarige jongen met de duivensport gestart in Amsterdam op een zogenaamde Amsterdamse duivenkast boven op het dak van het ouderlijk huis. Later verhuisden ze naar Diemen en werd het iets serieuzer aangepakt. In die tijd werden op de fond al mooie prestaties behaald in de toenmalige Fondclub Amsterdam. Maar na zijn verhuizing naar het Friese Noordbergum eind jaren zeventig begon het pas echt goed en werd in vier jaar tijd 2x het 1e en 2x het 2e keizer generale kampioenschap van de afdeling Friesland behaald. Hierna werd verhuisd naar het zuiden van het land en trad Jan in dienst als hokverzorger bij de beroemde grootmeester Jacques Tournier en zijn zoon Edmond in het Belgische Lommel. Eind jaren tachtig keerde Jan weer terug naar Friesland en werden al snel weer nieuwe successen aan de grote reeks toegevoegd. Wel met grotendeels andere duiven dan in de beginjaren tachtig. Zijn kampioenencollectie die eerder bestond uit Aardens via Spekenbrink en Ko Nipius en de Tourniers via o.a. Ronner en van Mechelen, was halverwege de jaren tachtig in zijn geheel naar Taiwan verkocht. Bij zijn herstart eind jaren tachtig waren het vooral de Janssenduiven van verschillende liefhebbers, aangevuld met weer een paar duiven van Tournier en een zeer goede duif van Tonnie van Dam, die hem terug aan de top brachten.

Tijdens de afgelopen 40 jaar werden er honderden kampioenschappen behaald en altijd werd er streng geselecteerd. Toen ik recent samen met Jan en zijn en zijn huidige steun en toeverlaat André Bijlstra de kolonie door de handen nam, was ik dan ook zeer verrast over de grote kwaliteit van zijn duiven. Het was mij al snel duidelijk dat er zeer streng wordt geselecteerd en zelden heb ik zoveel zeer hoge waarderingen uitgedeeld op één hok. En duiven die zeer goed hebben gepresteerd blijven ook op het hok. Jan heeft te veel goed presterende hokken gezien die hun beste duiven verkochten, soms al direct na het winnen van een topprestatie. “Dat gebeurt hier niet. Zo gemakkelijk kweek je geen toppers en wat je elders haalt is heel dikwijls slechter dan wat je zelf kweekt. Het gras lijkt vaak groener bij de buren maar dat is toch lang niet altijd zo. Er worden veel te vaak probeersels op de kweek gezet. Ik zet liever mijn bewezen goede duiven op het kweekhok dan een onbewezen duif met een klinkende stamkaart. Hier komen geen statiegeld duiven op het hok!! Het is net als wat Wim Buwalda in jouw column zei, dat hij het geluk had gehad dat hem goede duiven gegund waren. Zo is dat, ze moeten je worden gegund! Toen ik jaren geleden 12 duiven mocht ophalen bij Eijerkamp zei ik tegen Henk Jurriens dat ik er maar vier hoefde, maar dan alleen uit bewezen goede duiven. En zowaar kreeg ik die. Ik ben met die vier duiven echt zeer goed geholpen door Eijerkamp. Menig ander had gewoon die 12 duiven genomen die je kon uitzoeken. Maar niet het vele is goed maar het goede is veel. Met probeersels is de weg naar succes veel te lang.”

Jan heeft in zijn 60 jarige duivenloopbaan misschien wel enkele duizenden duivenliefhebbers ontmoet, waaronder diverse grote namen. Ik vroeg hem welke bezoeken / contacten hem het meest zijn bijgebleven. “Ik bewaar aan vele liefhebbers goede herinneringen. Zo heb ik mijn bezoeken in de jaren tachtig aan Cornelis Koopman en zoon Gerard als zeer waardevol ervaren. Van hen heb ik nuttige adviezen over het voeren, koppelen en spelen gehad. Ook van de onlangs overleden Tonnie van Dam en Dick Verwey heb ik heel wat opgestoken. En mijn tijd als hokverzorger bij Jacq en Edmond Tournier was uiteraard ook heel leerzaam. En ten aanzien van de beoordeling van een duif heb ik heel veel geleerd van wijlen Cees Hulskamp en vooral van Jan van Hout uit Bergeijk. Deze herkende zelfs een goede duif in het donker. Van hem heb ik het goede gevoel geleerd, het intuïtief aanvoelen wat de kwaliteit van een duif is, het zogenaamde fingerspitzengefühl.”

Tussen 2010 en 2015 heeft Jan zich niet volledig voor de duivensport kunnen inzetten. Jan heeft een ernstige vorm van reuma en moest jarenlang 1x per maand naar het ziekenhuis waar hem via een infuus zware medicatie werd toegediend. Ook nu nog slikt Jan medicatie die af en toe voor flinke bijwerkingen zorgt. Op zulke dagen is het verzorgen van de duiven voor hem een te zware belasting. Toen in 2015 André Bijlstra hem kwam helpen was hij dan ook een gelukkig man. “Dat is het beste wat mij overkomen is op duivengebied. Zonder André zou ik niet op dit niveau meer kunnen vliegen. Wil je op kampioensniveau spelen moet je er veel aan doen en ook met slechte dagen moet je er zijn en dat valt niet mee als je gezondheid je in de steek laat. Maar nu is André er die op slechte dagen bij springt. Verder doet hij de administratie, korft in en lapt de duiven. Eigenlijk alles wat voor mij te zwaar is, haalt hij me uit handen. Ik ben hem hier heel dankbaar voor! Dankzij André zijn we afgelopen jaar 1e generaal geworden in de sterke club met landelijke bekende spelers als Atema en Soepboer.”

Het onderwerp van deze column is zoals gezegd selecteren. Ik vroeg Jan naar zijn ideeën over selecteren. Jan; “Ik heb altijd zeer streng geselecteerd. Dit is absoluut noodzakelijk, anders kom je er niet. Zelf ben ik misschien wel eens te streng geweest en heb nog wel eens een in potentie goede duif opgeruimd. Ik selecteer op twee zaken heel streng en dat zijn de gezondheid en de prestaties. Wat de bouw betreft is de standaard waarop door de keurmeesters van de GvK in de wintermaanden wordt gekeurd, beslist niet zalig makend. Dit is op zijn hoogst een indicatie hoe het er voor staat qua lichaamsbouw en gezondheid, maar zegt verder niet veel over de vliegkwaliteiten.” Dat Jan zeer streng selecteert had ik jaren geleden al gelezen in reportages die over hem geschreven zijn. Zo las ik dat hij zijn duivinnen destijds zomer en winter als ze niet vlogen (alleen op de navlucht) of kweekten, in een geheel open ren hield, zonder dak. Zelfs als er sneeuw en ijs lag. Ik vroeg Jan hoe dat precies zat. Jan; “Ik deed altijd aan winterkweek en koppelde op 28 november. Dus tot die datum zaten de duivinnen buiten in de ren. Vervolgens gingen ze er weer in terug als de jongen 14 dagen groot waren. En dan zaten ze in de ren tot kort voordat de navlucht begon. Ik speelde destijds alleen met de doffers. De duiven waren altijd gezond en het had bovendien een gunstige invloed op het verenkleed. Ze wapenen zich als het ware tegen de kou. En alles wat er niet tegen kon ging er uit.” Dat geldt ook voor de doffers. Zijn doffers moeten het grootbrengen van twee jongen moeiteloos doen, zo niet vliegen ze er uit. Ook dit is bij Jan een vorm van selectie.
Jan is dus voorstander van een Spartaanse verzorging en duiven die niet tegen dat regime kunnen, daar is bij hem geen plaats voor. Hoe denkt hij over medische begeleiding en voedingssupplementen? "Allereerst krijgen zieke duiven geen medicatie maar worden opgeruimd. Een grote fout die nogal wat liefhebbers maken is dat ze een heel hok duiven gaan kuren voor één of een enkele zieke duif. Dat zal hier nooit gebeuren. Ik laat voor het vliegseizoen wel de mest altijd controleren door Dr. Mariën. Alleen als hij medicatie voorschrijft worden de duiven gekuurd, dus hier nooit blinde kuren, ook niet tegen het geel of ornithose. Een goede gezondheid behoud ik het liefst via de natuurlijke weg. Mijn vrouw maakt zelf een eigen kruidenmengsel gebaseerd op de fles van Gust. Hierin zitten 40 ingrediënten waarvan ik sommige in België moet halen. 10 dagen voor het vliegseizoen begint krijgen ze dit te drinken. En midden in de week na een slechte vlucht geef ik dat ook een dag.”

De duiven moeten het bij Jan dus vooral doen op goede voeding en een goed grit en mineralenmengsel. En als bijproducten worden de mineralen en het conditiepoeder van Mariën verstrekt. In de winter soms wat gesneden Spitskool. Jan voert ’s morgens en ’s middags volle bak, wat betekent dat ze zoveel mogen eten als ze lusten, maar na een kwartiertje haalt hij de voerbak weg. Bij de vluchten tot 300 km wordt in de gezamenlijke voerbak gevoerd, daarna worden de doffers in potjes gevoerd in de broedbak. De duivinnen worden alleen maar in de voerbak gevoerd. Met duivinnen moet je overigens wel opletten dat ze niet teveel eten, zegt Jan.

Tot slot nog even terug naar de selectie aan de hand van een paar vragen.

Selecteren op lichaamsbouw en andere uiterlijke kenmerken daar sta je enigszins sceptisch tegenover vanwege eerdere negatieve ervaringen. Toch heb je mij uitgenodigd om de duiven te beoordelen. Waarom?
Ik sta altijd open om wat van een ander te leren. Jij krijgt jaarlijks duizenden duiven in je handen en ziet misschien dingen waar ik niet op let. Sowieso weten twee altijd meer dan één.

De mand selecteert streng, dus ben ik er een voorstander van om de duiven goed aan de tand te voelen. Meteen al in het geboortejaar. Ben jij het hier mee eens?
Absoluut. Hier ben ik het volledig mee eens.

Ik kom nogal wat duiven tegen die op afstamming zijn gekocht en op het kweekhok zitten terwijl ze flinke fouten hebben als een zwak karkas, kale ogen, een minimum aan spieren, etc. Doorgaans worden hier veel jongen van verspeeld. Ik wijt dat aan een verkeerd aankoopbeleid. Hoe kijk jij daar tegenaan?
Ik zou dat helemaal niet doen. De meeste duiven op mijn kweekhok zijn bewezen vliegers en/of kwekers. Een enkele keer probeer ik wel eens wat met jongen uit hele goede duiven van iemand anders. De jongen hieruit worden flink aan de tand gevoeld en wanneer ze niet voldoen dan gaan ze er uit met de ouders erbij.

Mari Broeren gaf in één van de vorige columns aan dat er veel liefhebbers zijn die van zichzelf wel weten dat ze wel wat hulp kunnen gebruiken bij het selecteren maar het niet aandurven om er iemand bij te halen. Denk jij ook dat dit zo is? Hoe zou dat komen?
In de duivensport lopen diverse mensen rond die vooral uit zijn op eigen gewin. Niet iedereen is immers te vertrouwen. Het wantrouwen is hier en daar dus best groot.

Selecteren de meeste liefhebbers niet streng genoeg?
Dat is absoluut zo. Velen blijven vertrouwen houden in duiven die dat vertrouwen niet waard zijn. Ze blijven vertrouwen in hun duiven houden ook al vliegen ze nauwelijks prijs en als de duiven missen dan ligt het nog niet aan de duiven maar wordt het overal in gezocht. In plaats van dat ze op zoek gaan naar betere duiven, zoeken ze naar geheimen. Wat dat betreft ben ik het met André Roodhooft eens die ooit schreef dat selecteren het grootste geheim in de duivensport is. Teveel mensen zoeken het echter in pilletjes, drankjes, eventueel injecties. Deze mensen denken vanuit een andere belevingswereld. Ze zijn niet echt met duiven bezig met het idee van wat hebben mijn duiven nodig, maar wat kan ik ze geven zodat ze harder gaan vliegen. Dus luisteren ze naar de grootste onzin. De goedgelovigheid van veel liefhebbers is onvoorstelbaar!

1 November 2020

Succes in de duivensport.6 / Djoerd van der Veen – Zwaagwesteinde
De liefhebber die in deze 6e column over succes in de duivensport zijn zegje doet, is voor velen in de Friese duivensport een bekende naam. De 54 jarige Djoerd is als 19 jarige knaap in 1985 gestart met de duivensport. Dit mede door toedoen van zijn vroegere buurman Johannes Elzinga. Na enkele jaren van meer vallen als opstaan met duiven die hij van diverse sportvrienden had gekregen, besloot Djoerd dat er betere duiven moesten komen. En met die duiven van onder andere de bekende Belgische duivendierenarts Fernand Mariën, W. en G. Elzinga (Zwaagwesteinde) en Theo Huysegoms (B), kwamen ook de grote successen. Van 2003 tot 2012 eindigde hij onafgebroken bij de eerste 10 generale kampioenen van de gehele afdeling Friesland waarbij 2 x als 1e.  Andere aansprekende successen waren het 1e generale kampioenschap van de Midfondclub Noord-Oost Friesland en wat hij zelf als zijn hoogtepunt heeft ervaren was het winnen van de 3e Gouden Duif in 2007.

In 2010 overleed zijn vader die lange tijd de duiven ’s morgens verzorgde. Hierna werden de prestaties langzamerhand minder. Djoerd; “Ik kon me niet meer motiveren en daarom werd er op een gegeven moment besloten om de meerderheid van de duiven te verkopen, waar ik nog altijd spijt van heb. Tot 2017 werd er maar wat aangemodderd. Daarna heb ik besloten dat er andere duiven moesten komen en werd er duiven gehaald bij Combinatie Atema, Combinatie Panhuis en mijn eigen oude soort via Cees Tent Becking en Jan Hopman.” Hoewel de prestaties wel een stuk beter werden, zijn ze nog niet op het oude niveau. Ik vroeg Djoerd of hij een idee heeft waar dat ‘m in kan zitten. “Deels is de kwaliteit van de duiven nog niet op het oude niveau, maar daar wordt aan gewerkt. Verder zijn de mindere prestaties ook het gevolg van minder inzet. Waar vroeger alle vrije tijd in de duiven werd gestoken, is het tegenwoordig met een paar uurtjes per dag een stuk minder geworden en wordt er nu meer voor een dagsucces gespeeld dan voor een kampioenschap. Er is een heel verschil tussen hoe ik vroeger met de duiven omging en tegenwoordig. Nu betrap ik mij er soms op dat ik een bepaald ringnummer van een duif niet weet terwijl ik in mijn goede jaren al in de lucht zag welke duif het was.”

De verklaring van Djoerd voor het feit dat de absolute top niet meer wordt bereikt, komt overeen met reacties die ik op eerdere columns kreeg. De strekking van die reacties was dat er veel tijd en energie in de duiven moet worden gestoken om de top te bereiken en dat dit voor veel liefhebbers niet (meer) is op te brengen. Ik vroeg Djoerd hoe hij daar tegenaan kijkt. “Daar ben ik het mee eens. Het draait bij succes in de duivensport voornamelijk om veel inzet van de liefhebber. Wat de kampioen onderscheidt van de gemiddelde liefhebber is vooral het verschil aan inzet. Daar waar de kampioen het direct constateert als er wat mis is met de gezondheid en direct ingrijpt, constateert de gemiddelde liefhebber dit meestal te laat en wacht dan meestal ook nog te lang met ingrijpen. Maar daarnaast is de kwaliteit van de duiven alles bepalend. Zonder kwaliteit van de duiven is er geen succes!”

Ik vroeg Djoerd of de fanatieke drang om te winnen er bij hem wat af is. “Ja, dat is zeker zo. De laatste jaren is hier alles meer in rustiger vaarwater gekomen. De duiven komen niet altijd meer op het eerste plan. Ik besteed nu meer tijd aan andere dingen. Samen met mijn vriendin/verloofde Sylvia, die mij trouwens wel steunt in de duivensport en de duiven ook leuk vindt.” Daar Djoerd aangeeft dat hij de kwaliteit van de duiven de meest bepalende factor vindt voor succes, vroeg ik hem of hij vroeger en nu veel in de aanschaf van duiven investeerde. “Om aan de top te blijven heb ik er in de goede jaren altijd wel een paar bijgehaald, waarvan er uiteindelijk maar enkelen echt een versterking waren. In tegenstelling tot de huidige periode bezat ik in die tijd een lijntje dat eigenlijk ieder jaar wel enkele redelijke tot goede duiven gaf. Feitelijk heb ik de afgelopen jaren meer in duiven geïnvesteerd dan dat ik in mijn goede jaren deed.”

Zoals gezegd is de tijd voorbij dat Djoerd zich focuste op een plaats bij de eerste tien generale kampioenen van de afdeling. Hetgeen echter niet wil zeggen dat hij nu genoegen neemt met de kruimels die de huidige kampioenen overlaten. Ook zonder voor een kampioenschap te spelen wil hij het de huidige kampioenen flink lastig maken door het winnen van 1e prijzen op aansprekende vluchten en mooie series te draaien.

Tot slot nog enkele vragen

Met hoeveel duiven speel je nu en hoeveel waren dat er in de goede jaren?
In de goede jaren waren dat 28 koppels dus 56 vliegduiven en nu speel ik met in totaal 40 duiven, te weten 15 koppels op totaal weduwschap en met 10 doffers wordt het gewone weduwschap gespeeld. Deze 10 doffers worden aan de kweekduivinnen gekoppeld.

Heb je nog wat aan je hokken veranderd ten opzichte van de goede jaren of heb je nu andere hokken misschien?
Ik heb de hokken op alle mogelijke manieren gehad. Heb er erg veel aan getimmerd tot ik bij mezelf te rade ging en tot de conclusie kwam dat ik heel veel jaren op de hokken in hun oorspronkelijke staat goed had gepresteerd en dat het vertimmeren feitelijk niet nodig was geweest. De oorzaak van mindere prestaties moet aan de mindere kwaliteit van de duiven liggen, dus heb ik twee jaar geleden alles weer exact zoals vroeger gemaakt. De duiven zijn er niet slechter door gaan vliegen.

Zit er veel verschil in verplicht laten trainen en lappen, tussen nu en in je betere jaren?
Tijdens de trainingen staat er altijd een vlag zowel met de ouden als met de jongen. Dat deed ik toen en doe ik nu ook nog. Wat het rijden met de duiven betreft is er wel een groot verschil. Tot 2012 werd er op de natour bijna dagelijks gereden met de duiven en met de jongen twee keer per week, maar dat doe ik nu niet meer. Nu wordt hoogstens een enkele keer met de duiven gereden als de duiven de week er voor niet goed kwamen. Zowel de oude als de jonge duiven worden voor het seizoen een paar keer weggebracht. In het verleden werden de jongen ook wel in één keer zonder af te richten op de africhtingsvluchten van de afdeling gezet en de resultaten waren toen ook goed.

Hoe zit het met de medische begeleiding van toen en nu?
De medische begeleiding bestond in de goede jaren uit ontsmetting na de vluchten en bij de jongen een middel tegen ornithose op de dag voor het inkorven. Ik heb van 2014 tot 2017 geprobeerd om het zonder medicijnen te doen. Maar dat was geen succes. Dus hanteer ik nu weer hetzelfde schema.

Zijn er verschillen ten aanzien van voeding en bijproducten tussen toen en nu?
Daar is niet zoveel in veranderd. Vroeger voerde ik Matador. Nu voer ik de mengelingen van Versela Laga. ’s Morgens en ’s avonds de bak vol met voer en wat er na een half uurtje nog ligt wordt verwijderd. Verder grit en de bak allerhande van Koopman plus de bijproducten van Fernand Marien. Dit alles via mijn vaste voerleverancier Tjipke Rottine.

Ga je anders te werk dan vroeger met de selectie en kweek?
Nee niet echt. De selectie is wat betreft de ouden niet zo moeilijk. Je weet welke prestaties ze hebben behaald en het ligt aan jezelf hoe hoog je de lat legt t.a.v. welke er mogen blijven en welke niet. Wat de jongen betreft is dat weer moeilijker, die worden met behulp van de schrijver van deze column jaarlijks geselecteerd. In de kweek is nooit veel tijd gestoken. Toen niet en nu niet. De vliegers mogen altijd hun partners uitzoeken, bij de kwekers worden wel enkele koppels samen gezet, maar het is niet altijd gezegd dat daar nu de betere duiven uitkomen. De duiven worden zoveel mogelijk gekruist.

1 oktober 2020

Hans Radstaak (en Peter Colenbrander) – Gaanderen / Duiven aanschaffen.5
Alweer zes jaar geleden schreef ik over het onderwerp duiven aanschaffen. Nu dit merkwaardige duivenseizoen inmiddels weer ten einde loopt, zijn er al weer diverse liefhebbers aan het zoeken naar versterking. Dit zal hoogstwaarschijnlijk ook gelden voor de 49 jarige Hans Radstaak en zijn 50 jarige compagnon Peter Colenbrander uit Gaanderen, die de afgelopen jaren al flink in duiven hebben geïnvesteerd en altijd op zoek zijn naar beter. Om die reden vroeg ik hen of ze aan een column over dit onderwerp wilden meewerken.

Hans en Peter zijn al meer dan 40 jaar bevriend. Tijdens hun jeugd hadden ze allebei duiven, maar Peter is er rond zijn 20e mee gestopt. Rond 2010 is hun contact weer wat intensiever geworden en hierdoor is Peter ook weer betrokken geraakt bij de duivensport. Vanaf 2014 vormen ze een combinatie. Hans verzorgt de vliegduiven en Peter de kwekers. Peter is ook degene die de stambomen bij houdt en uitslagen bestudeert. Daar kan hij erg druk mee zijn. Bij het zoeken naar versterking wordt op de eerste plaats alleen naar de absolute tophokken gekeken. Niet alleen omdat daar de beste duiven zullen zitten, maar ook omdat het investeren in goede duiven tegenwoordig een erg kostbare zaak is geworden. Als je dan zelf zodanig presteert dat er ook bij jou om duiven wordt aangeklopt, kun je gemakkelijker wat terugverdienen als er bekende topduiven/namen op de stamkaart staan. Op deze manier blijft het voor hen mogelijk om uit de bekende tophokken duiven aan te schaffen. Een ieder die de veilingsites een beetje volgt weet wat voor prijskaartjes er aan jonge duiven van de bekende marathonspelers hangen, waar Hans en Peter hun duiven hebben aangeschaft.

Dat de mannen heel weloverwogen te werk zijn gegaan bij de opbouw van hun kweekhok is wel duidelijk. De kweekduiven die hun hokken bevolken komen van landelijke toppers als Jelle Jellema, Arjan Beens, Harold Zwiers, Frank Zwiers, Verwey-de Haan en Batenburg-van de Merwe. Daarnaast werden de kwekers van Renee Harps overgenomen toen deze met de duivensport stopte. Renee had o.a. ook duiven van Jelle Jellema en Arjan Beens. Op hun website https://www.hansradstaak.nl/ is te zien met welk materiaal zij aan de slag zijn gegaan. Deze investeringen hebben inmiddels al voor de nodige mooie resultaten gezorgd. Zo waren zij in 2019 3e aangewezen nationaal marathon kampioen van geheel Nederland. Een prachtige prestatie. De mooiste herinneringen bewaart Hans aan de 1e nationaal in sector 3 van Limoges, wat de 2e snelste van het land was. Dit was in 2008, voordat hij met Peter ging samenwerken.

Op mijn vraag vanwaar de keuze voor de marathon geeft Hans aan dat deze keuze destijds gemaakt is toen er kinderen kwamen en hij minder tijd kreeg voor de duiven. “Ik heb vanaf mijn jeugd duiven en heb eigenlijk altijd wel goed gepresteerd. Zo ben ik o.a. jaren achtereen generaal kampioen geweest bij verschillende duivenverenigingen. Toen er kinderen kwamen was er minder tijd om intensief de sport te beoefenen. Daarom koos ik toen voor het nestspel. Maar dat is mijn inziens minder geschikt voor het programma. Ik denk namelijk dat je niet gemakkelijk topresultaten met nestduiven zult kunnen bereiken op de snelheid. Vandaar mijn keuze voor de marathon. En kort nadat ik overschakelde naar de marathon kwam die overwinning al op Limoges. Daarna was ik definitief om voor deze discipline en stelde ik me als doel om een kleine goede marathonselectie op te bouwen. Nadat Peter erbij kwam is daar serieus werk van gemaakt en werd er gezocht naar jonge duiven van liefhebbers die zich op deze vluchten onderscheiden.”

In de vorige column over dit onderwerp gaf Rick de Palm aan dat hij op dezelfde manier te werk was gegaan. Ook hij liet zich voornamelijk leiden door de stamkaarten en schafte duiven aan bij bekende tophokken. Hij was hier echter in tegenstelling tot Hans en Peter niet succesvol mee. Wat maakt dan het verschil? Wat deed Rick anders dan Hans en Peter? Hans; “Dat zou ik niet precies weten, maar ik loop natuurlijk al een tijdje rond in de duivensport en had mijn sporen al een beetje verdiend voordat we deze aankopen deden. Volgens Peter heb ik het wel een beetje in mijn vingers. Dus als het er in zit weet ik het er meestal ook wel uit te halen. En Peter heeft er een neus voor om duiven uit te zoeken die mij/ons op gevoel aanstaan. Verder zoeken we naar moderne duiven. Dus geen vergane glorie, maar duiven/rassen van momenteel zeer hard spelende liefhebbers die de duiven al jaren aan een strenge selectie onderwerpen. De duiven die wij zoeken moeten de lange afstanden aankunnen en de in mijn ogen soms lastige omstandigheden in het oosten van het land. Nachtvliegen vind ik niet beslist nodig maar wel duiven die onder zware omstandigheden kop kunnen vliegen (warm weer en no-wind).”

Met het voorgaande sluit Hans in feite aan op wat John Hazeleger in een eerdere column aangaf, namelijk dat je eerst heel goed je huiswerk moet doen voordat je tot de aanschaf van duiven over gaat. Dat huiswerk bestaat uit jezelf vragen te stellen als “Hoeveel tijd heb ik per dag om voor mijn duiven te zorgen? Hoe is mijn financiële situatie? Wil en kan ik elke dag mijn hok schoonmaken of niet? Wil ik snel ingrijpen en veel voorbehoedend kuren tegen ziektes of wil ik een soort duiven die over veel natuurlijke weerstand beschikt? Ben ik iemand die zijn duiven met regelmaat kan verzorgen of heerst er juist geen regelmaat? Met welk spelsysteem wil ik vliegen? Voor welke afstanden wil ik duiven aanschaffen?”. Dit soort huiswerk doet Peter dus en hij doet het goed, zo blijkt wel. Hans over hun aanschafbeleid; “Ik kan eigenlijk niet goed aangeven wat bij ons de doorslag geeft bij de aankoop van een duif. Bij mij is het voornamelijk het gevoel. Ik moet een goed gevoel bij een duif hebben. Dat principe hanteer ik naast de prestaties ook bij de selectie. Omdat wij op jaarbasis maar beperkt (50 stuks) jongen kweken lopen we ook het risico dat we duiven te vroeg wegdoen. Ook nu zitten er duiven tussen waar wij te weinig uit gekweekt hebben maar die toch zeer waardevol kunnen zijn. Tot nu toe zijn we ook nog niet echt bezig geweest met het vormen van een eigen stammetje. Kweken is uiteraard erg belangrijk maar het wedstrijdelement speelt bij ons tot nu toe een grotere rol.”

Op basis van het voorgaande concludeer ik dat Hans en Peter mijn inziens duidelijk behoren tot het type duivensporter dat snel resultaat wil zien en daar ook geld voor over heeft. Kweektheorieën, erfelijkheidsleer, een studie maken van de duiven om er achter te komen wat de sterkte en zwakte is van hun kolonie, gericht toe werken aan een eigen stammetje, enz. is aan hen niet echt besteed. Hans besteed die tijd liever tussen zijn duiven en Peter struint liever het internet af op zoek naar betere duiven in plaats van zich de kunst van het kweken eigen te maken. En ook dat is een manier om aan de top te geraken. Dat bewijzen zij en met hen ook diverse andere topspelers. Deze manier is echter lang niet iedere duivensporter gegeven. De liefhebbers met een kleinere beurs doen er mijn inziens beter aan zelf een stammetje op te bouwen. Hans deelt overigens mijn mening en voegt daar aan toe dat voor hen het plezier aan de duivensport voorop staat en dat het terugverdienen van hun investeringen beslist geen doel op zich is.

Tot slot:

Wat vindt je van de hedendaagse duivenhandel?

Die loopt naar mijn mening een beetje uit de hand. De prijzen zijn hard gestegen in de afgelopen jaren.

Wat zouden jullie iemand anders die niets van duiven weet adviseren bij de aanschaf van duiven?

Dat ligt er een beetje aan en is afhankelijk van de beurs van de liefhebber. Kun je geen duiven aanschaffen van de momenteel erg in trek zijnde hokken omdat dit boven je budget uitgaat, zou ik bij goede onbekende kleine hokken een stel laatjes aanschaffen.

1 september 2020

Egbert Pleijter - Doornspijk / Postduivenvervoer-2
Vorig jaar schreef ik mijn eerste column over postduivenvervoer. In deze column stond Henk Slot centraal, die chauffeur en tevens convoyeur is van de afdeling 10. In het vervolg op die column komt nu de 62 jarige Egbert Pleijter aan het woord die sinds 3 jaar convoyeur is van de afdeling 8. Egbert is vanaf zijn kinderjaren tot zijn 47e jaar actief geweest in de duivensport. Een paar jaar geleden maakte hij als 60 plusser weer zijn comeback in de duivensport. Herinneringen aan mooie successen zoals een Bourges waarop hij met 3 duiven mee tegen +/- 8000 duiven in de afdeling 25e, 101e en 102e speelde en de positieve interesse van zijn huidige echtgenote waren mede debet aan deze herstart. Maar vliegen met de duiven staat sinds zijn herstart op een laag pitje wel doet hij jaarlijks nog graag mee aan de meer dan serieuze taartvluchten-competitie op de Veluwe bij de NWV Combinatie. Zo maakte hij daar vorig jaar nog een mooie uitslag vanaf Gorinchem. Tegen 778 duiven speelde hij met 13 mee er 9 in de prijzen met o.a. een 2e , 4e , 6e , 8e, 11e en 13e. Maar het zijn vooral de organisatorische zaken die de laatste jaren vooral zijn interesse hebben. Regelmatig mengde hij zich de afgelopen jaren dan ook in discussies op FB hieromtrent en ook was hij nog een korte periode lid van de sectie Vitesse/Midfond. Toen zich de gelegenheid voordeed om als convoyeur mee te gaan op de vrachtwagen, was dit een kans om het niet alleen bij woorden te laten maar ook zelf een steentje bij te kunnen dragen aan verbeteringen. In dit geval het vervoer en de verzorging van de duiven onderweg en mede verantwoordelijkheid dragen voor de lossingen.

Net als dat ik bij Henk Slot zag, zie ik ook bij Egbert een grote betrokkenheid bij dit onderwerp. En evenals Henk pleit ook Egbert voor een opleiding/cursus voor chauffeurs en convoyeurs op een duivenauto. “De NPO zou mijn inziens zo spoedig mogelijk een gecertificeerde opleiding tot convoyeur moeten faciliteren. Wanneer er echter meer eisen aan deze mensen worden gesteld, zal het aantal gegadigden nog kleiner zijn dan het nu al is. Mijn inziens moet zowel de kennis, betrokkenheid en het verantwoordelijkheidsgevoel omhoog en daar zal een cursus beslist aan bijdragen, maar dit kan niet los gezien worden van een betere vergoeding. De vergoedingen voor een chauffeur en convoyeur die deze cursus met goed gevolg hebben afgerond zouden wat mij betreft dan ook omhoog moeten. Sowieso wordt er al heel wat van hen gevraagd om gedurende alle zomermaanden elk weekeinde van huis te zijn. Daarbij komt ook nog een ander puntje wat het vinden van de juiste mensen voor deze klus er niet gemakkelijker op maakt. En dat is het vele commentaar dat deze mensen over zich heen krijgen en zeker als een wedvlucht minder vlot verloopt.”

Op mijn vraag waar zijn grote betrokkenheid bij het onderwerp vervoer vandaan komt, geeft Egbert aan dat hij een groot voorstander is van transparantie en verantwoording afleggen over iets dat fout gaat. Toen hem dingen ter ore kwamen zoals dat er 5 minuten na een lossing nog honderden duiven gelost werden uit manden die niet open waren gegaan, of een lossing bij een koolzaadveld waarbij tientallen duiven tussen het koolzaad verdwenen en pas vele minuten later slaagden om zich daar uit te bevrijden en meer van dergelijke zaken die onder de pet werden gehouden, wilde hij een steentje bijdragen aan het voorkomen van dergelijke zaken. En ook aan meer transparantie wanneer er iets mis gaat. Daar heeft de liefhebber recht op vindt Egbert. “Er was en is nog een wereld te winnen naar meer eerlijkheid en transparantie ten opzichte van de liefhebbers. Het stoorde mij dat er geen melding van werd gedaan wanneer er manden dicht bleven zitten, duiven ontsnapten, duiven gewond raakten tijdens de lossing, etc. Ik ben er ook een groot voorstander van om lossingen te filmen. Verder hamer ik er op dat er meer controles worden uitgevoerd op de technische staat van bijvoorbeeld de gasveren en het automatisch lossingssysteem. Ik hoop dat ik er een steentje aan heb bijgedragen dat lossingen nu worden geëvalueerd en fouten niet meer worden ontkend of gebagatelliseerd, maar vaker getracht zal worden om dergelijke fouten in de toekomst te voorkomen. Maar ik wil hier wel bij opmerken dat meer transparantie ook een negatief bijeffect heeft en dat had ik eigenlijk niet verwacht. Er zijn nogal wat duivenliefhebbers die hun slechte prestaties afschuiven op de lossingsverantwoordelijken en de convoyeurs. Ook is de onderlinge verdeeldheid erg groot. Feitelijk kun je het nooit goed doen. Er is altijd een groep die klaagt en moppert. En dat zijn vrijwel nooit de betere spelers, maar degenen die nogal eens de uitslag missen. De oorzaken zoeken deze liefhebbers nooit bij zichzelf, maar men zoekt dan een zondebok en niet zelden is dat de lossingscommissie, het bestuur van de afdeling en/of NPO. En niet zelden komt er dan een lawine van scheldwoorden en zelfs bedreigingen los. Hierdoor begin ik zelf steeds meer te twijfelen of de door mij gewenste transparantie in de duivensport wel mogelijk is. Als dat zo doorgaat wil niemand meer zitting in een bestuur of commissie plaats te nemen. En dat geldt absoluut ook voor een verantwoordelijke taak als convoyeur. Dat zou om deze reden erg jammer zijn en dat baart mij zorgen.”

Behalve zaken die niet goed gaan zijn er ook een flink aantal zaken die wel goed gaan en/of de laatste tijd aanmerkelijk zijn verbeterd volgens Egbert. Hij heeft het dan uiteraard over zijn afdeling (afdeling 8). “De wagens van onze afdeling hebben een zeer goed werkend ventilatiesysteem. Uit testen is gebleken dat de temperatuurbeheersing optimaal werkt, waarbij opgemerkt dat bij hogere temperaturen het nodig is dat de bovenste rij dan ongeladen blijft, dit geeft dan een betere circulatie van lucht. Verder is er veel verbeterd ten aanzien van de verzorging van de duiven onderweg. De verplichte stops vanwege het rijtijdenbesluit worden tegenwoordig optimaal benut door het luchten van de containers en het laten drinken van de duiven. Je merkt wel dat "men" meer op elkaar let. Zo kwam mij ter ore dat een chauffeur voor een andere afdeling, die tijdens zijn ronde bij het ophalen van de duiven wat teveel pilsjes had geaccepteerd, op zijn verantwoordelijkheid werd gewezen en als ik het goed begrepen heb, later zelfs op non actief is gezet. Ook vindt er vanuit de vervoerscommissie van onze afdeling meer sturing plaats. Dat elke vlucht na afloop wordt geëvalueerd vind ik een erg goede zaak. Als bijzonder positief noem ik ook de uitstekende samenwerking met de vervoerscommissie onder aanvoering van de heer v/d Essenburg. Zonder zijn jarenlange ervaring en expertise had ik het niet gered. Zonder een goede samenwerking komt er niets tot stand!"

Zelf heb ik vorig jaar in België en Frankrijk een aantal losplaatsen bezocht tijdens mijn vakantie. Ik heb enkele lossingen bijgewoond en met diverse (Belgische) chauffeurs gesproken. Ik was verbaasd te constateren dat de chauffeurs die ik sprak geen enkele interesse in de duiven toonden. Er werd zelfs denigrerend over de duivenliefhebbers gesproken. Je moest ze wel niet allemaal op een rijtje hebben om zoveel tijd en geld aan die schijtbeesten te besteden, kreeg ik te horen. En dat waren chauffeurs die tussen de 10 en 20 jaar op een duivenwagen reden. Verbijsterend vond ik dat. Ik vroeg Egbert of hij dit herkende. “Ik kom dit type chauffeur inderdaad ook tegen. Maar ik heb wel het idee dat het minder wordt. Ik tref regelmatig chauffeurs die die echt geïnteresseerd zijn en bereid zijn zich meer te verdiepen in de duivensport. Zo vertelde vorig jaar een chauffeur bij ons dat hij in de privésfeer een liefhebber had bezocht en nu ineens heel anders tegen zijn taak aankijkt. Dat vind ik mooi! Wanneer een chauffeur echter dwars wilt heb je als convoyeur wel een probleem. Dat heb ik zelf ook ervaren. Gelukkig wordt dat wel steeds minder, althans bij ons. Maar ik zie ook wel dat er landelijk nog te grote verschillen zijn.”

Tot slot nog enkele vragen:

Wat is je mooiste ervaring als convoyeur?
Dat was Nationaal Bergerac van jl. 15 Augustus. Ik was toen aangewezen als de hoofd convoyeur van het Nationaal Concours. Dat was toen ik dit te horen kreeg eigenlijk eerst wel even spannend, maar éénmaal op de plaats van bestemming ging alles vanzelf. Het scheelt ook dat de chauffeurs en convoyeurs van dienst (niemand uitgezonderd) ervaren gasten waren en allen uitstekend werk hebben geleverd onderweg en op de losplaats.

En wat was je minst mooie ervaring als convoyeur?
Dat was tijdens mijn eerste jaar. Nadat ik al tijdens de eerste keer dat ik mee was, een echt foute lossing meemaakte en deze had gemeld bij de vervoerscommissie, was de sfeer daarna soms heel onaangenaam en werd ik geconfronteerd met pesterijen e.d. Toch heb ik er geen seconde spijt van en zou het als fervent duivenliefhebber nu weer zo melden.

Welke verbeteringen aan het vervoer, de verzorging en de lossingen zou jij nog willen doorvoeren als jij het voor het zeggen zou hebben?
De losplaatsen moeten goed zijn. Dat betekent dat de wagens ten allen tijde vlak kunnen staan zodat de lossingssystemen optimaal werken, dat er geen dat er geen obstakels en hoge beplanting vlak naast wagens staat etc. Verder zou ik het eerlijk vinden dat wanneer ondanks alle voorzorgen een mand hapert en de duiven uit die mand later los gaan, dit wanneer gemeld aan het afdelingsbestuur, dit ook word gemeld aan de desbetreffende vereniging-(en) en de liefhebbers deze tijd gecompenseerd krijgen. Ook zou ik gedurende het gehele seizoen vanaf b.v. half juni wekelijks of om de twee weken in samenwerking met meerdere afdelingen op de dinsdagen africhtingsvluchten organiseren waar vooral de jonge duiven baat bij 'kunnen' hebben. De jaarlijkse verliezen van jonge duiven worden daarmee waarschijnlijk een stuk minder.

Tot zover Egbert Pleijter over zijn ervaringen als convoyeur en zijn gedachten over verbeteringen van het duivenvervoer.

1 augustus 2020

Richard de Vegt – Haule / Stambomen.3
Sinds ik mijn laatste column over stambomen en het mijn inziens verkeerde aankoopbeleid van (te) veel duivenliefhebbers schreef, zijn er al weer acht jaar verstreken. Gedurende die acht jaar heb ik weer honderden duiven in handen gehad die voor veel te veel geld aangeschaft zijn/waren. Maar ook zag ik weer vele voorbeelden van goede tot zeer goede spelers met een goed hok duiven die nauwelijks een fatsoenlijke prijs voor hun (jonge) duiven kunnen krijgen. Zo heb ik kort geleden de duiven van St Vincent en Sens opgewacht bij Coen Brugman in Luttelgeest. De duiven van Coen ken ik grotendeels omdat ik door Coen een paar keer ben gevraagd om zijn duiven te beoordelen. Dat hier een goed hok duiven zit is mij dan ook bekend en ik heb er regelmatig mensen op gewezen dat ze bij Coen voor een heel redelijke prijs aan goed materiaal kunnen komen. Toen Gert Jan Hendriks van de verkoopsite Pigeoncom.com mij vorig jaar vroeg wat mijn mening was over de kolonie van Coen, heb ik hem aangegeven dat het mooi zou zijn als Coen via hun site wat duiven zou kunnen verkopen en dat ik er van overtuigd was dat hier voor een liefhebber met een niet al te gevulde beurs een mogelijkheid lag om aan topkwaliteit te komen. Dit voor zowel de dagfond als de overnacht. En zo kreeg Coen via Pigeoncom.com de gelegenheid om een select ploegje uit zijn beste duiven te veilen. En helaas voor Coen en de gebroeders Hendriks was deze veiling geen succes. Het startbedrag van 100 euro werd voor sommige van zijn duiven niet eens betaald! Dat de potentiële kopers hier een kans voorbij hebben laten gaan bleek die zaterdag wel toen ik bij Coen aan het letten was. Op St Vincent maakte Coen een prachtige uitslag met de 4e en 9e NPO St Vincent en 7 van de 8 in de punten. Een uitslag waarmee hij als 2e eindigde bij de Grootmeesters in het Spoor. En ook op Sens maakte hij een uitslag waar velen jaloers op zouden zijn. En Coen is lang niet de enige topspeler voor wiens duiven nauwelijks belangstelling is. Ook een fenomenale grote fondspeler als Jan Broersma uit Roodeschool die op één van de verste afstanden in Nederland, met bijvoorbeeld een afstand van 1236 kilometer op St Vincent, duiven klokt, als menigeen in het midden van het land nog op zijn eerste duif staat te wachten, heeft nauwelijks vraag naar zijn duiven. Ook hij zat op deze St Vincent 1e van afdeling 10 en laat daarmee bijvoorbeeld grote namen als Gerard Koopman achter zich. Ook Jan draait net als Coen een hoog prijspercentage met 6 van de 7 in de punten.

Met bovenstaande inleiding wil ik aantonen dat goede duiven nog steeds betaalbaar zijn en dat je daarvoor echt niet naar de commerciële hokken hoeft toe te gaan. Ik sprak hier vorige week over met een liefhebber die ook goed aan de weg timmert op de overnacht en bij wie eveneens geen rijen kopers aan de deur staan. Het betreft de 53 jarige Richard de Vegt uit Haule. Richard speelt sinds 2009 weer met postduiven na een lange periode zonder duiven, nadat hij in de jaren 80 een periode als jeugdlid in Roden heeft meegespeeld. En dat doet hij zoals gezegd niet onverdienstelijk. Terwijl ik deze column schreef werd nationaal Périgueux vervlogen en won Richard hierop de 2e in sector 4. En dat is beslist niet zijn enige wapenfeit. Een paar weken geleden stond hij bij de grootmeesters in het Spoor met zijn uitslag van Limoges. Vorig jaar was hij zelfs 2 maal 1e grootmeester van de vluchten Limoges en Périgueux. Zijn mooiste herinnering bewaart Richard aan Orange van een paar jaar geleden; “Ik won toen de 8e NPO.  De duiven hadden in het begin van het traject te maken gehad met een Mistral wind. Toen mijn duif op de klep landde was dit voor mij een kippenvel moment. Geweldig dat die duif onder zulke omstandigheden vroeg thuis kon komen.”

Uit het bovenstaande blijkt wel dat er bij Richard een mooie ploeg vlieg- en kweekduiven moet zitten. Ik vroeg hem hoe hij te werk is gegaan en wat zijn aankoopbeleid is. Richard; “In Bakkeveen had ik al enkele fondduiven via bonnen aangeschaft maar ik speelde toen voornamelijk programmavluchten en slechts een enkele marathonvlucht. Na mijn verhuizing naar Haule heb ik een en ander wat serieuzer aangepakt en vanaf die tijd heb ik de focus geheel gelegd op de marathonvluchten. Toen clubgenoot Ewoud Valk stopte heb ik van hem duiven overgenomen uit o.a. zijn Toppertje-lijn en enkele Jellema duiven. Tegenwoordig schaf ik elk jaar enkele duiven aan. Deze moeten bij voorkeur bloedlijnen voeren van Jellema/Beerda duiven. Maar dit mogen gerust kruisingen zijn met duiven van andere stammen. Zo heb ik de 12e NPO Bergerac gekweekt uit Jellema x Pepping. Met dergelijke kruisingen zijn meerdere liefhebbers succesvol (o.a. Jaap Mazee). Natuurlijk zijn er veel meer goede duivenstammen maar ieder heeft zo zijn voorkeuren. Het is eigenlijk net als bij het uitkiezen van een automerk. Belangrijk voor mij is wat de ouders gepresteerd hebben. Hebben deze goede resultaten behaald op de vluchten en/of goede kweekduiven gegeven dan is de aanschaf het overwegen waard.”

Richard geeft aan gericht te werken aan het opbouwen van een eigen stammetje. Zoals gezegd is de basis Beerda/Jellema en hij voegt daar een scheutje room bij zoals Antoon van der Wegen dit ooit zo formuleerde. Overigens is dat dezelfde methode als die Jelle Jellema zelf ook al jaren hanteert. Hij schaft zoals gezegd jaarlijks enkele duiven aan en zoekt dan heel bewust naar duiven die iets toevoegen. “Elk jaar kijk ik naar de resultaten van mijn kweekduiven. Sommige duiven geven met meerdere partners bruikbaar vliegmateriaal. Dit zijn de duiven die sowieso blijven. Echter dit soort goede kwekers zijn schaars. Als een kweekduif geen of onvoldoende goede vliegers oplevert dan ga ik hier voor gericht opzoek naar vervanging. Ik probeer aanvulling te zoeken op de aanwezige Jellema duiven. Daarom zoek ik gericht naar goed presterende duiven met deze bloedlijnen. Een mooi voorbeeld is een kleinkind uit de Saffier van Jellema. De Saffier stond toen gekoppeld aan de Kuif (Van Dommelen). Een afstammeling heeft in 2019 een 2e int. Pau gevlogen bij Marco Vonk. Bij mij vliegt een afstammeling uit deze lijnen als jaarling een 47e NPO Limoges.”

Bij de aanschaf van versterking is de stamboom voor Richard dus een belangrijk hulpmiddel. Ik vroeg hem waar hij dan vooral naar kijkt. “Ik let er op dat de familieband niet te groot is met de duiven die ik zelf al heb. Jellema/Beerda duiven zijn al sterk in elkaar verweven. Daarnaast moeten er beslist goed presterende ouders en liefst ook bewezen grootouders op de stamkaart staan. Voor mij is een stamboom een soort specificatie, wat voor vlees heb ik in de kuip. Natuurlijk moet het er tijdens de vluchten wel uitkomen. Ik heb ook wel duiven zonder uitgebreide stamboom informatie en die duiven zijn mij niet minder waard als ze zelf goed presteren. Je ziet nogal wat jonge duiven op veilingen aangeboden worden die erg nauw zijn ingeteeld. Heel dikwijls is dat gebeurd met duiven die zelf niets hebben laten zien. Dus voor mij zijn dat geen interessante duiven. Want ik ben van mening dat je alleen inteelt doet met de absolute topduiven, de witte raven zeg maar, en die zijn schaars. Bij verkopingen kijk ik enkel en alleen naar de directe kweek-/vliegprestaties van de duif zelf, diens ouders en grootouders. Uiteindelijk zal de opbrengst beter zijn als er goede duiven als ouders en voorouders in de stamboom zitten. Maar zeker niet elke duif is bruikbaar in de kweek. Bij mij komen de beste vliegers overigens uit kruisingen.”

Zoals ik in mijn inleiding al benoemde lijkt het er op dat kopers van duiven zich vooral laten leiden door de stamkaart en dan vooral naar grote namen op een stamkaart. Ik ken liefhebbers die kijken alleen of het een zogenaamd zuivere (vul maar een commerciële naam in) is. Uitslagen bestuderen doen deze liefhebbers niet of nauwelijks. Hoe kijkt Richard tegen dit fenomeen aan? “Ik zie dit verschijnsel ook meer en meer. Als er ergens op de stamboom maar een of enkele grote namen staan wordt er gelijk grof geld gevraagd. Ouders, vaak ook grootouders hebben nooit in de mand gezeten. Op de kermis heb je meer plezier van je geld. Ik begrijp overigens best dat voor een rechtstreekse afstammeling van een topduif soms flink in de buidel moet worden getast. Wellicht is dat ook de tijdsgeest. Maar dat is ook altijd al zo geweest. Vroeger werd vooral in België ook voor kapitalen aan (jonge) duiven uitgegeven. Nu mensen gemiddeld ook meer geld te besteden hebben dan pakweg 50 jaar geleden, kunnen ze zich zo’n aanschaf gemakkelijker permitteren.” Maar je kunt je toch heel wat miskopen besparen wanneer je in plaats van je blind te staren op zo’n mooie naam op een stamkaart, wat tijd zou steken in het bestuderen van uitslagen? “Dat is helemaal waar. Ik bestudeer elke week de uitslagen zonder daar nachtwerk van te maken. Ik kijk altijd wel even wat de prijspercentages zijn, hoeveel prijzen er bij de 1ste 100 zijn behaald en als ik er echt voor ga zitten kijk ik ook naar het aantal 1 op 10 en eventueel naar de verhouding oud/jaarling.”

Op veel stambomen worden de prestaties van ouders, grootouders en zelfs overgrootouders gekopieerd naar de aangeboden duif. Dat betekent uiteraard dat je de prestaties op stambomen zeer kritisch moet bekijken. Ik heb ervaren dat heel veel liefhebbers dat helaas niet doen. Het gebeurt niet zelden dat ik in de wintermaanden tijdens mijn selectiebezoeken er liefhebbers op moet wijzen dat de presterende duiven drie generaties terug in de stamboom zitten. Ik vroeg Richard hoe hij hier tegenaan kijkt. “Veel stambomen zijn inderdaad een beetje overdreven opgezet. Daar moet je wel doorheen kunnen prikken. En dat is niet iedereen gegeven. Het is nu eenmaal zo dat veel liefhebbers denken alleen direct bij de bron of met een grote naam te kunnen slagen. Daarnaast zijn veilingsites een laagdrempelig medium en werkt de marketingcampagne van veilingsites ook effectief. Dat is mijn inziens ook de reden dat vele al jaren goed spelende liefhebbers bij het grote publiek die geen uitslagen lezen onbekend zijn. En onbekend maakt onbemind, dus hiermee is de vraag beantwoord waarom zulke liefhebbers nauwelijks geld voor hun jonge duiven kunnen vragen.”

Tot slot nog enkele vragen:

Een groot nadeel van het duiven kopen via internetveilingen is dat je de duiven niet in de hand kunt beoordelen. Nu zijn er bij veel veilingsites keuringsrapporten. Kijk je daar naar als je een duif wilt aanschaffen?
Die neem ik zeker mee, het is weer een extra hulpmiddel. Met deze duiven wil je je stam versterken dus in ieder geval (sterk) gesloten stuitbeentjes, evenwichtige duif, zachte pluim en bij voorkeur ook extra spieren.

Hoe belangrijk is voor jou keuren in de hand dus de uiterlijk waarneembare eigenschappen? Of is voor jou alleen de mand bepalend bij de selectie?
Bij selectie van de vliegduiven is de mand in 1ste instantie bepalend. Bij twijfel kijk ik nog naar de resultaten van directe familie, vluchtomstandigheden, eerdere prestatie maar ook naar pluim, makkelijk trainen (soms lastig bij nestduivinnen).

Let je bij het koppelen ook op de uiterlijk waarneembare eigenschappen als kleuren van ogen, pigmentatie, lengte en volume van de spieren, lichaamsbouw? Zo ja wat is dan bepalend bij de keuze voor een partner?
Het enige wat ik op dit vlak doe is het compenseren van de grootte van een duif; een grotere met een kleinere. Ik heb mooie duiven gekweekt, strak en glimmend. Maar zodra het er op aankwam heb ik ze nooit meer gezien. Het is veelal een kwestie van geluk hebben en dat kun je een beetje sturen door voor al goede met goede te koppelen. Beide liefst uit 2 ingeteelde stammen.

Het mag duidelijk zijn dat ik met het antwoord op de laatste vraag van mening met Richard verschil, maar dat zijn aanpak van goed x goed vruchten afwerpt en dat het met zijn aankoopbeleid wel goed zit blijkt wel uit zijn prestaties. Afgelopen zaterdag greep hij net naast de nationale overwinning, maar het zal mij niet verbazen als hij die de komende periode alsnog binnenhaalt.

1 juli 2020

Alex (en Janet) Vister – Zevenaar / Een herstart maken.7
Het is al weer enige tijd geleden dat ik het relaas van een herstarter optekende. De reden is niet omdat er geen herstarters meer zijn die mijn pad kruisen. Integendeel, die zijn er genoeg. Echter om een voor mij onduidelijke reden is de interesse in het wel en wee van herstarters niet erg groot. Vandaar dat ik na mijn column met Jan de Jonge in de hoofdrol een paar jaartjes heb gewacht met een vervolg hierop. Maar omdat mijn columns ook een weergave zijn van mijn activiteiten als de-duivencoach.nl, schrijf ik niet alleen columns over onderwerpen die populair zijn. Schrijven is voor mij geen hoofdactiviteit, hoewel sommigen dat wel denken. Zeer regelmatig vraagt men mij om een artikel over iemand of een bepaald onderwerp te schrijven. Ik vind het uiteraard erg mooi dat mijn columns op prijs worden gesteld, maar de onderwerpen moeten wel te linken zijn aan mijn activiteiten.

Maar zoals gezegd deze keer weer eens een herstarter als hoofdpersoon van mijn column. Het betreft de 57 jarige Alex Vister uit Zevenaar. Alex die vroeger eerst parkieten kweekte kwam door collega’s in contact met de duivensport. Hij werd nieuwsgierig door de vele verhalen die hij tijdens zijn werk hoorde van collega’s die duiven hadden en na het weekeinde enthousiast vertelden over hun prestaties. Hij woonde destijds nog bij zijn ouders. Nadat hij die zover had gekregen dat hij een hokje van 2 x 2 meter mocht neerzetten, kwam er al snel via zijn collega Gert Arriese uit Spijk een hele ronde jonge duiven, maar liefst een 60 stuks. Wel wat teveel van het goede uiteraard, maar de ploeg was snel gehalveerd door o.a. de roofvogels en ook met africhten bleven er de nodige achter. Met de 30 overgebleven jongen werd datzelfde jaar direct het 3e kampioenschap jonge duiven behaald, wat in een club met 30 leden een prima start was van zijn duivenmelkersloopbaan. Het jaar daarop stond er een hok van 10 meter met 120 duiven, gekregen van zijn collega Gerrie Ariessen die de duivensport vaarwel zei. Vanaf die tijd regen de successen zich aaneen en werden diverse 1e kampioenschappen behaald op vooral de vitesse en jonge duivenvluchten. Met dank aan zijn moeder die een belangrijk aandeel in de verzorging had. Totdat hij in 1991 verhuisde en naast mensen kwam te wonen die niet blij waren met een duivenliefhebber als buurman en het Alex flink lastig maakte. Dat betekende voorlopig het einde van Alex zijn duivenloopbaan.

Maar in 2014 na een periode van 23 jaar zonder duiven begon het bij Alex weer te kriebelen. Zijn huidige vriendin Janet werd enthousiast van zijn verhalen over successen uit het verleden en zij is er de aanleiding van geweest dat Alex weer met de duivensport is gestart. Janet kreeg van Theo Aleven een viertal duiven nadat Alex een slag uit het wiel van de fiets van Theo had gehaald. In eerste instantie voor de aardigheid en ze werden in een hokje geplaatst dat gemaakt was van een oude kledingkast. Het bleken alle vier doffers en dus moesten er ook vier duivinnen komen en een groter hok. Met een hok van Wim Opdenoort en duiven van Geert Visser en Rien Aries werd een nieuwe start gemaakt. De 4 doffers bleken fondduiven te zijn afkomstig van Charles Meulman. En zodoende werd besloten om zich toe te gaan leggen op de overnacht en kwamen er nog meer duiven van Charles. Daar kwamen later nog duiven bij van Simon Kuijpers (Kweekcentrum Friesland), Antop en Theo Jansen (Spijk).

Net als de andere beginners en herstarters over wie ik de afgelopen jaren schreef ondervond ook Alex dat er nogal wat voor komt kijken om in de huidige tijd met duiven succes te behalen. Na internet te hebben afgestruind, oude duivenboeken te hebben doorgelezen en diverse collega duivenliefhebbers te hebben geraadpleegd, dacht Alex in eerste instantie dat het niet zo moeilijk zou moeten zijn om na een korte aanlooptijd weer leuk mee te kunnen gaan doen. Maar dat viel heel erg tegen. “We zijn ontzettend veel duiven kwijt geraakt. Verder is het erg lastig om de duiven gezond te houden. Er moeten vele producten over het voer en in het water om te kunnen presteren, als je de reportages moet geloven. Iedereen zegt of schrijft wat anders. Na een tip van Nico (de-duivencoach.nl) die aangaf dat de verluchting van het hok één der oorzaken was van de matige gezondheid van de duiven, heb ik Bennie van Dijk om advies gevraagd. Op diens advies heb ik het hok aangepast en tevens heb ik van hem een goed voersysteem gekregen. Hierna zijn de prestaties gelukkig een stuk beter geworden. Daar ben ik wel erg blij om, want zoals het tot nu toe is gegaan lukt het niet om een hokje redelijk tot goed presterende duiven op te bouwen. Het niveau van vroeger zal ik wel niet meer halen, maar uitslagen als Bergerac 2019 met 2 van de 3 goed op de uitslag, dat moet toch wel een realistisch doel zijn.”

Uit het voorgaande blijkt dat Alex zich wel tot doel heeft gesteld om te presteren. Af en toe de grote kampioenen voor zitten is zijn belangrijkste doel. Want hij is wel zo realistisch dat hij met zijn beperkte middelen in de huidige tijd niet zo gemakkelijk meer op het podium zal komen te staan. Zijn vriendin Janet met wie hij een paar jaar in combinatie vloog en die nog steeds lid van de vereniging is, kijkt er wel wat anders tegenaan dan Alex. Zij ziet de duiven meer als hobby en minder als sport. De omgang met de duiven is voor haar het mooiste. Om goed mee te draaien moeten er teveel offers worden gebracht vindt ze. Janet; “Ik ben er door Alex ingerold. Ik heb ze verzorgd en veel weg gebracht. De band die ik had met onze duiven vond ik erg mooi en bijzonder. Voor mij is het meer een hobby dan een sport. Ik ben vier jaar echt wel actief bezig geweest met onze duiven. Ik vond het erg leuk maar het kost ook erg veel tijd en die verdeel ik nu over andere bezigheden. Wij zijn dan ook geen combinatie meer. Ik ben nog lid van de vereniging, maar of ik dat blijf weet ik nog niet. De duiven die op mijn naam stonden heb ik inmiddels overgeschreven naar Alex. Stiekem hoop ik dan wel dat hij daar goede resultaten mee zal behalen.”

Dat de duivensport niet echt goedkoop is zoals door een aantal herstarters werd benoemd, vind ook Alex. “Duivensport is zeker niet goedkoop. En het draait in de duivensport tegenwoordig veel meer om geld en commercie dan in de jaren tachtig. Ik kan me er ook echt aan storen dat daarom op diverse hokken de duiven kapot gespeeld en gekuurd worden. Ook bezoek ik zelden een dierenarts. Drie tot vier keer per jaar laat ik de mest door een kennis controleren. Als de duiven iets extra’s nodig hebben, geef ik ze het liefst natuurproducten. Ik kan zelf gelukkig aardig timmeren, want anders zou een goed hok bouwen ook al flink in de papieren hebben gelopen.”

Een van de reacties op de vorige column over dit onderwerp was “In de maatschappij van nu met de huidige normen en waarden is de postduivensport en feitelijk alles waar een voortdurende inspanning/tijdsbesteding noodzakelijk voor is, in feite niet meer van deze tijd”. Ik vroeg Alex hoe hij hier tegenaan kijkt. “Ik ben het met deze man eens en vind dat erg jammer. Het is een kwestie van tijd en dan is er nog maar weinig meer over van de huidige duivensport. Ik zou het graag anders willen, maar de tijd is niet meer terug te draaien. Het is steeds meer een sport geworden voor mensen met ruim voldoende geld en tijd waarbij voor degene die dat niet bezitten, vaak niet veel meer over blijft dan plezier te beleven aan de omgang met - en de verzorging van de duiven en soms het sociaal contact in de vereniging. Dat is voor die laatste categorie waartoe ik tot nu toe ook behoor, niet altijd leuk. Iedereen wil wel eens een keer winnen. Mijn mooiste ervaringen in de duivensport zijn toch wel de behaalde overwinningen waaronder die op Orleans jonge duiven en Nationaal Munchen waarop ik ooit heel vroeg zat.  Dit soort mooie resultaten zijn voor mij sinds mijn herstart helaas nog niet weg gelegd, ondanks dat zowel Janet als ik er heel veel tijd en energie in hebben gestoken. Maar we hopen nog wel lang van deze sport/hobby te mogen genieten.”

Tot zover de ervaringen van een herstarter. Geen heel positief verhaal maar wel de realiteit. Hopelijk liggen er voor Alex in de toekomst nog een aantal mooie successen in het verschiet.

1 Juni 2020

Schatbewaarders 3 (Stichelbaut) / Frans Labeeuw – Bissegem (B)
In deze serie over liefhebbers die hun best doen om een beroemde postduivenstam in stand te houden, staat deze keer Frans Labeeuw met zijn Stichelbauts centraal. Frans is een zoon van wijlen Daniël Labeeuw die goed bevriend was met de wereldberoemde Alois Stichelbaut. In de zevendelige serie boeken over de geschiedenis van de Belgische reisduif van Jules Gallez wordt de naam Stichelbaut veelvuldig genoemd. In deel 5 valt onder andere het volgende te lezen waaruit blijkt hoe gewild destijds de Stichelbauts waren; “Op 15 december 1946 werden de laatste 8 duiven van wijlen Alois Stichelbaut verkocht. De toeloop van duivenliefhebbers was zo groot dat het verkooplokaal voor het verkeer moest worden afgesloten. Honderden liefhebbers hebben nooit de 8 duiven gezien en vele honderden hebben nooit het verloop van de verkoping gehoord. Voor de verkoop van deze 8 duiven werd een bedrag van 150.000 Frank neergeteld. Voor zo’n bedrag kon destijds in de stad een groot herenhuis worden gekocht.” Tijdens deze verkoop werd door Daniël Labeeuw de 691-41 gekocht die de moeder werd van zijn 1e nationaal Chateauroux. Deze Chateauroux won ook nog 1e prijzen in groot verband van Dourdan, Tours en Bordeaux en werd één van de belangrijkste stamduiven van de kolonie Labeeuw.

Alois Stichelbaut behaalde met zijn duiven tussen 1930 en 1940 talloze overwinningen op afstanden tussen 160 en 800 km. Hij overleed kort na de tweede wereldoorlog. Zijn roem leeft tot op de dag van vandaag voort doordat velen met de nakomelingen van zijn duiven geslaagd zijn. Enkele van de bekendste zijn Michel Descamps-Van Hasten, Pol Bostyn, Gerard Vanhee, Roger Vereecke, Marcel Desmet en Frans zijn vader Daniël.

Daniël Labeeuw won tot zijn overlijden in 1969 ontelbare 1e prijzen en kampioenschappen. Toen hij in 1969 overleed werden de oude duiven openbaar verkocht en kwamen de jonge duiven bij zijn zonen André en Frans terecht. In deel 2 van de hiervoor genoemde boekenserie “Geschiedenis van de Belgische Reisduif” dat in 1979 werd uitgegeven, schreef Gallez dat Frans Labeeuw de waardige opvolger van zijn beroemde vader Daniël was en vermeldde daarbij dat dit hok het moederhok van 12 nationale overwinningen was, waarvan 4 x internationaal. Inmiddels zijn we 40 jaar verder en is dat aantal bijna verdubbeld naar 23 nationale en internationale overwinningen, behaald met nakomelingen van de Stichelbautduiven direct of indirect afkomstig van de hokken uit Bissegem.

De basis van de Stichelbautkolonie van Frans is dus gelegd door zijn vader Daniël, die zoals gezegd een goede vriend van Alois Stichelbaut was en zowel voor als na diens overlijden uit het beste van diens kolonie heeft geput. Frans heeft na het overlijden van zijn vader diens werk voortgezet en is blijven voortbouwen op de fundamenten die zijn vader had gelegd. Dat dit bij Frans tot zeer mooie resultaten heeft geleid is algemeen bekend. Zo won Frans tussen 2006 en 2014 maar liefst 3 x de Barcelona Masters tandem (met Henri Vanneste, Etienne Devos en Chris Hebberecht). Maar zoals al genoemd is het aantal successen dat de nazaten van bij Daniël en Frans gekweekte duiven op de grote fond bij elkaar gevlogen enorm. Naast de 23 nationale en internationale overwinningen, werden er ontelbare topklasseringen behaald op vooral de zware fond. Zo heeft de 1e nationaal en 2e Internationaal Barcelona 2012 van Ferdy Descheemaecker als moeder een rechtstreekse Frans Labeeuw. Overigens werd Barcelona in de jaren zestig, zeventig en tachtig diverse malen gewonnen door een duif met Stichelbautbloed in de aderen.

Vooral buiten België zijn de Stichelbauts momenteel nog steeds zeer populair. In de voormalige Oostbloklanden als Roemenië en Polen worden nog steeds grote successen behaald met Stichelbauts waarvan velen hun oorsprong hadden bij Frans en zijn vader. Maar ook vanuit de Filipijnen, de USA, Canada en Irak krijgt Frans regelmatig bericht over hedendaagse successen die daar met Stichelbauts worden behaald. De in Engeland zeer bekende liefhebber Dacian Busecan en schrijver van diverse veel gelezen duivenboeken, is zeer gecharmeerd van de Stichelbauts van Frans. Hij heeft er op Facebook een pagina aan gewijd met zo’n 2,5 duizend leden. Daarin is hij echter niet de enige en hij heeft ook zeker niet de grootste groep van Stichelbautfans. De groep Stichelbaut die ruim 11.000 leden telt van de Filipijnse Jeff Candelario is de grootste Facebookgroep, gevolgd door Stichelbaut Pigeon met 6000 leden, eveneens van een Filipijnse liefhebber. Het is natuurlijk zeer de vraag hoeveel oorspronkelijk Stichelbautbloed de meeste van deze duiven nog voeren en wat hun sportieve waarde nog is. Maar het geeft wel aan wat een enorme populariteit deze stam heden ten dage nog geniet.

Zoals gezegd wordt er met de Stichelbauts die hun oorsprong in de kolonie van Frans hebben ook tegenwoordig nog heel goed gepresteerd. Bijvoorbeeld door de Roemeen Nicu Barbulescu die zowel de 1e nationale asduif lange afstand van Italië had over het seizoen 2009/2010 als over het seizoen 2010/2011. Daarnaast behaalde hij ook aansprekende successen op meerdere éénhoksraces als onder andere de One Million Dollar race in Zuid Afrika en de Algarve OLR Portugal met nazaten van bij Frans aangeschafte duiven.

Frans  heeft het door de jaren heen als zijn levenswerk gezien om de Stichelbautstam zo zuiver mogelijk te houden met behoud van de vliegkwaliteiten. Dat hij hier in geslaagd is, mag op basis van de prestaties die wereldwijd behaald worden met de afstammelingen van zijn duiven, wel duidelijk zijn. Ik vroeg hem hoe hij hier in te werk is gegaan. “In eerste instantie werden door mijn vader in het verleden met Pol Bostijn duiven uitgewisseld en werd met André Vanbruaene samenkweek gedaan. Dit waren duiven met veel Stichelbautbloed in de aderen. Ook later werd regelmatig een zeer goede duif ingebracht die veel Stichelbautbloed in zich had. De afgelopen jaren zijn er kinderen van de 1e nationaal Barcelona van Ferdi De Scheemaeker naar mij gekomen. De moeder genaamd Miss Stichelbaut is door mij gekweekt. En recent heb ik nog samen gekweekt met Roger Muylle uit Bellegem. Deze is zeer goed geslaagd met duiven van mij. Ik haal dus alleen zogenaamd vers bloed binnen van excellente duiven die minimaal 75 % het bloed voeren van mijn Stichelbauts. Door op deze manier te kweken zijn er 2 bloedlijnen gecreëerd, namelijk de Blauwe en de zwarte Stichelbauts (Lijn President en Zwarte Fijnen).”

Wanneer je zoals Frans gedurende 50 jaar nauwelijks vers bloed bij haalt, is het bijna vanzelfsprekend dat bepaalde basisduiven tientallen keren voorkomen in de stamboom van je hedendaagse duiven. Het spreekt vanzelf dat er dan ook zeer streng moet worden geselecteerd. Frans over selectie; “Selectie vindt vooral door de mand plaats, maar ook wel door de hand. Op de ogen wordt daarbij niet gelet, maar wel op de lichaamsbouw. De belangrijkste eigenschap van de Stichelbauts is het doorzettingsvermogen en daar wordt dan ook zeer streng op geselecteerd. Het geeft mij zeer veel voldoening dat het mij is gelukt om deze eigenschap in mijn stam vast te leggen. Mijn duiven zijn op hun best als er hard gewerkt moet worden op afstanden tussen de 800 en 1200 km. Ze geven niet snel op. Ik verspeel dan ook weinig duiven. Er worden geen concessies gedaan. Elke plaats op het kweekhok moet verdiend worden. Prestaties zijn zeer belangrijk en daarom wordt nog steeds met een kleine ploeg aan de zware opdrachten deelgenomen. Hoewel natuurlijk vanwege mijn leeftijd als 80 plusser de nadruk wel meer op het kweken dan op het vliegen is komen te liggen. De verzorging van een grote kolonie kost op mijn leeftijd veel energie en om de reden heb ik twee jaar geleden een deel van mijn kwekers verkocht, maar de basis zit er nog en blijft vooralsnog zitten."

Tot zover de schatbewaarder van de stam Stichelbaut. Het zou mooi zijn als zijn levenswerk zou worden voortgezet als Frans noodgedwongen zou moeten stoppen.

1 Mei 2020

Anton van Oort - Geffen / Bedreigingen voor de duivensport - Corona
Dat de duivensport in haar voortbestaan wordt bedreigd zal geen enkele duivenliefhebber ontkennen. Toch wordt dit niet door iedere duivensporter als een probleem ervaren. De hoge leeftijd van de gemiddelde duivenliefhebber is hier uiteraard debet aan. De opmerking; “het zal mijn tijd nog wel duren”, hoor ik geregeld. Toch zijn er uiteraard ook velen die zich wel zorgen maken over het feit dat de duivensport in zwaar weer verkeert. En ook zij zien net als ik, dat aan de lange lijst van oorzaken als gevolg waarvan het aantal duivenliefhebbers jaarlijks steeds verder krimpt, er sinds begin van dit jaar weer een oorzaak toegevoegd kan worden. Namelijk het nieuwe Coronavirus, dat inmiddels al ruim 4500 slachtoffers heeft gemaakt in Nederland en wereldwijd ruim 200 duizend. Hoeveel duivenliefhebbers inmiddels als gevolg van besmetting met het Coronavirus gestorven zijn is me niet bekend. Wel weet ik dat het er in ieder geval enkele tientallen zijn. En ook liggen er nog diverse liefhebbers in het ziekenhuis. Hopelijk herstellen ze snel.

Hoe de wereld er na deze crisis uit zal zien, weet niemand. Maar dat de Coronacrisis veel zal doen veranderen zal voor iedereen duidelijk zijn. Er zullen nieuwe dingen ontstaan en een aantal oude gewoonten zullen nooit meer terugkomen. En dat zal ook voor de duivensport gelden. Ik sprak/mailde/appte hier de afgelopen periode met heel veel liefhebbers over. Een van hen was Anton van Oort uit Geffen die in mijn column van 11 november 2012 ook al eens aan het woord was. Hij kan uit eigen ervaring meepraten over de gevolgen van een uitbraak van een besmettelijk virus. Anton is namelijk veehandelaar van beroep en heeft in 1997 de varkenspest en de gevolgen daarvan van heel dichtbij meegemaakt. Die gevolgen waren destijds desastreus. Bijna 10 miljoen varkens werden afgemaakt en de sector liep miljarden euro’s schade op. Velen van boven de 30 zullen zich de beelden op televisie van dode varkens die door grote grijpers werden afgevoerd, nog wel herinneren. In die branche wordt nu na 23 jaar nog steeds gesproken over het tijdperk van voor en na de pest. De wond die toen ontstond is nooit helemaal dichtgegaan zeggen velen die net als Anton direct werden getroffen. In 1997 werd als het ware alles in de sector gereset zegt Anton.

Hoe destijds het varkenspestvirus werd bestreden en het verloop hiervan geeft wellicht een indicatie over het tijdpad waaraan we moeten denken ten aanzien van het coronavirus. Anton geeft aan dat de bestrijding destijds in 3 fases verliep. “Fase 1 was de periode van ontdekking en de eerste uitbraken van het virus. In deze fase heerste er complete paniek. De overheid gaf ons nog 24 uur om ons geplande werk af te maken van die dag. Achteraf gezien was dat een fout besluit, want in die 24 uur werd het virus door heel Nederland en Europa vervoerd, met alle gevolgen van dien voor de verspreiding. Na die 24 uur hadden we een “stand stil “ nu lock down genoemd. In die periode werd afgewacht en gekeken waar de dieren ziek werden. Als het virus ergens geconstateerd werd, werden omliggende bedrijven preventief geruimd. Dit gebeurde om de verspreiding in te dammen. Fase 1 heeft 2 a 3 maanden geduurd. In dat tijdbestek waren inmiddels honderdduizenden dieren vernietigd of preventief geruimd. Fase 2 was de stabilisatieperiode met het fokverbod. Dat hield in dat er geen nieuwe dieren geboren mochten worden die dan vervolgens ook weer ziek konden worden. Deze fase nam 4 maanden in beslag. Fase 3 was de registratie en controle periode. In die tijd werd op alle bedrijven bloed getapt om te zien of het virus verdwenen of latent aanwezig was. Het was sporadisch dat er nog uitbraken voor kwamen, of verdachte bedrijven gevonden werden. Fase 3 heeft zeker een maand of 3 geduurd. Inmiddels waren we dus 10 maanden verder en moest er weer gedacht worden aan het open stellen van de regio’s en het herbevolken van de getroffen bedrijven. Dit ging stapsgewijs en per regio. Voordat we weer in het hele land varkens mochten vervoeren waren we 15 maanden na de eerste uitbraak verder. Het exporteren van varkens naar het buitenland heeft daarna nog een jaar op zich laten wachten, omdat de buitenlandse overheden eisten dat we 1 jaar “varkenspest vrij “ moesten zijn.”

Trekken we deze ervaringen van Anton met de varkenspest door naar het Coronavirus, kun je stellen dat we nog steeds in Fase 1 zitten. Er zijn nog dagelijks nieuwe uitbraken, en er overlijden elke dag nog steeds mensen aan de gevolgen van de besmetting met het virus. En niemand kan met enige zekerheid voorspellen hoe lang zal het duren voordat Nederland virusvrij is. Anton; “Vanuit mijn ervaring met de varkenspest vrees ik dat het nog wel enige tijd duurt voordat een en ander weer is genormaliseerd. Het duurde destijds 1,5 jaar voordat Nederland virusvrij was en na 2,5 jaar kwam de export pas weer op gang.” Wat betekent dit alles voor de duivensport? En hoe groot zal de invloed zijn op het voortbestaan van de duivensport? Hoeveel leden gaat dit kosten? Allemaal vragen waar niemand het antwoord op heeft. Dat er nog meer mensen zullen stoppen met de duivensport, los van degenen die door het virus getroffen zijn, mag duidelijk zijn. Onder de twijfelaars die de afgelopen paar jaar al overwogen om te stoppen zullen er uiteraard een aantal zijn die de knoop nu doorhakken. Ik heb ze zelf echter nog niet gesproken. De beslissing of er dit seizoen wel of niet kan worden gevlogen zal absoluut op hun keuze van (grote) invloed zijn.

Deze crisis zet veel duivenliefhebbers die de duivensport nauw aan het hart gaat, aan het nadenken over ideeën om toch te kunnen spelen met duiven dit jaar. Gerrit Knol, de hoofdredacteur van het Spoor der Kampioenen, beschreef in nummer 12 hoe hij een en ander voor zich zag. Hij gaf onder andere aan dat naar zijn mening de spelregels voor het moment dat we weer met duiven zouden kunnen/mogen spelen, vanuit de duivensport zelf moeten komen. Ik vroeg Anton of hij de mening van Gerrit deelt. “Het is een goede zaak om te proberen om van seizoen 2020 nog iets te maken. De voorstellen die Gerrit doet zijn zeker uitvoerbaar en doordacht. Zo op het eerste gezicht zou je denken dat dit zeker zou moeten kunnen. Maar de ervaring met de varkenspest heeft mij geleerd dat er niet zo snel naar kleine partijen zal worden geluisterd. Als je ziet dat zelfs de Olympische spelen en alle grote sportevenementen afgelast zijn stemt mij dat zeker niet hoopvol. Ook de varkenssector had in 1998 allerlei plannen en protocollen bedacht en ontwikkeld vanuit de handel en transportlobby. Maar dat liep op een teleurstelling uit. Ondanks al onze “goede” bedoelingen nam het RIVM hier in zijn geheel afstand van en kwam met eigen maatregelen en uitvoering van de fase 3. Onze inbreng was niet relevant. Achteraf gezien was dat eigenlijk ook wel logisch. Het RIVM laat zich adviseren door virologen , economen, medische staf en psychologen. Op basis van deze adviezen komen zij met een totaal plan voor Nederland. (zij denken in het groot). Daarom denk ik dat zij de verschillende sporten die wij Nederlanders beoefenen dan ook niet per sportonderdeel zullen bekijken (met uitzondering van het betaald voetbal), maar zullen hoogstwaarschijnlijk gaan voor een totaal plan voor fase 3. Onze roep als duivensporters zal wel gehoord worden, maar of wij los van “de rest “ eigen bedachte protocollen uit zullen kunnen gaan voeren betwijfel ik ten zeerste.”

Terwijl ik het bovenstaande schreef, las ik dat in landen als China en Iran de duivensport inmiddels weer volop draait. Wel met heel veel voorzorgsmaatregelen, maar toch! Deze landen zijn immers zeer getroffen door de Coronacrisis. En in mei starten de vluchten in Denemarken en Duitsland weer. Dit soort berichten geven de liefhebbers in Nederland wel de hoop, dat wij in juni of juli misschien ook zullen volgen. Maar Anton gelooft daar niet zo in. “Ik geloof niet dat zolang de 1e fase nog voortwoekert er gelegenheid zal komen om onze sport op te pakken. Dat lijkt me ook niet verstandig. Pas als fase 2 gaat draaien, dus als we in beeld hebben wie resistent is en er zich geen nieuwe uitbraken meer voordoen, zal het mogelijk zijn om te kunnen inkorven met gepaste maatregelen. We gaan de komende periode Fase 2 in, de periode van stabilisering en registratie, terwijl fase 1 nog steeds loopt. Dat is eigenlijk dweilen met de kraan open. Op basis van mijn ervaring met de varkenspest heb ik niet de illusie dat er dit jaar nog gevlogen gaat worden. Laat ons hopen dat we in 2021 weer aan de bak kunnen. Maar misschien ben ik op dit moment wel iets te pessimistisch voor wat betreft vliegseizoen 2020 en is het misschien nog te vroeg om zo negatief te zijn. En het is natuurlijk ook zo dat landen als China en Iran wat gemakkelijker iets kunnen organiseren, omdat zij niet te maken hebben met overschrijdende landsgrenzen en buitenlandse bonden die kunnen mee of tegenwerken.”

Hoewel er in ieder geval tot 20 mei niet met duiven gevlogen mag worden, hebben de afdelingen 10 en 11 de werkgroep COVID afdeling 10&11 opgericht en een protocol opgesteld dat is afgestemd met de WOWD. Het protocol voorziet in een instructie voor alle voorkomende handelingen rondom het inkorven, vervoeren van de duiven en het verwerken van de vluchtgegevens. De NPO heeft de afdelingen benaderd met het voorstel om als de gelegenheid zich voordoet, aan de hand van dit procesprotocol in de vorm van een pilot, de duivensport in sector 4 weer op te starten. Op Facebook kwamen er vrijwel direct nadat dit voorstel bij de afdelingen lag, een aantal negatieve reacties. Ik begrijp zulke mensen niet, want het is in mijn ogen juist een zeer goede zaak, dat er mensen zijn die vooruit kijken en actie ondernemen, om het spelen met de duiven weer mogelijk te maken, zodra de regels versoepeld worden. Juist nu veel mensen al 6 weken min of meer opgesloten zitten, kan de duivensport weer wat ontspanning en levensvreugde geven. Anton deelt mijn mening; “Het gewone dagelijks leven zit nu voor een groot deel op slot. Hoe lang houden mensen dat vol? Onze regeringsleiders beseffen wel dat het onmenselijk is om mensen voor meerdere maanden thuis op te sluiten. Dat ziet overigens iedereen wel. Na een paar dagen thuisquarantaine vlogen veel mensen al tegen de muren op. Deze periode van (intelligente) lockdown geeft veel stress en dat niet alleen, maar het levert voor velen ook psychische problemen op. 

Op de langere duur zullen de effecten van deze lockdown negatief kunnen uitpakken op onze samenleving. De behoefte aan ontspanning wordt steeds groter en dat zou positief voor onze duivensport kunnen zijn. Daarom neig ook ik steeds meer naar het idee (omdat we in dit geval met mensen te maken hebben), dat het onder strikte voorwaarden en protocollen een goede zaak zou zijn om weer wat ontspanning te mogen ervaren. Totdat er een entstof voor Corona is ontwikkeld, getest en op grote schaal is toegediend voor mensen die negatief op resistentie zijn getest, zullen we mogelijk de duivensport in aangepaste vorm kunnen uitoefenen. Qua bestrijding van het virus is dit niet bevorderlijk, maar er zal op den duur toch gekozen moeten worden uit 2 kwaden. Maar vanaf wanneer daar mee begonnen kan worden? Het blijft nog een maandje afwachten, maar als het aantal doden en ziekenhuisopnames op dit niveau blijft heb ik er toch een hard hoofd in. Overigens zie ik in deze crisis ook een lichtpuntje voor onze duivensport. Omdat velen in deze periode aan huis gekluisterd te zijn is het een groot voordeel dat je een hobby op eigen erf hebt. Misschien dat dit een positieve invloed heeft op potentiële nieuwe en/of herstarters in onze prachtige sport.”

Tot zover Anton van Oort met zijn visie op de coronacrisis en de gevolgen hiervan voor de duivensport.

1 April 2020

Heim Meijerink - Vries / Duiven door de eeuwen heen.2
In de vorige column over dit onderwerp die ik vier jaar geleden schreef, gaf ik aan dat mijn interesse in de duif in breedste zin, in 1990 aanleiding was om een duivenboerderij op te gaan zetten en hier aan gekoppeld diverse activiteiten te ontplooien. Helaas is dat er nooit van gekomen. We zijn echter inmiddels 30 jaar verder en de meeste van de activiteiten die ik in mijn ondernemersplan beschreven had, zijn door anderen gerealiseerd zoals de Koeriersdiensten bijvoorbeeld en ook beginnen plannen voor een landelijk duivenmuseum vastere vorm te krijgen. De naam die ik aan mijn bedrijf wilde geven was Cher Ami, niet alleen vanwege de betekenis van deze naam, maar ook omdat dit de naam is van de meest beroemde oorlogsduif. Op mijn website heb ik er ooit een artikeltje over geschreven http://www.de-duivencoach.nl/cher-ami.html De man die in deze column centraal staat, heeft over het onderwerp postduiven en hun gebruik in diverse oorlogen, verschillende artikelen geschreven. Deze zijn zowel op zijn eigen website, als op de website van zijn vereniging te lezen en ook heeft hij gepubliceerd in het NP Orgaan en het Spoor der Kampioenen.

Heim is 76 jaar en heeft vorig jaar zijn duiven opgeruimd na ruim 50 jaar in de duivensport actief te zijn geweest. “Op mijn 9e zag ik bij kennissen postduiven in een hok en ontstond de interesse. Ik vond (en vind nog steeds) postduiven prachtige en intelligente dieren. Bovendien kun je er wedstijden mee doen. Dat vond ik helemaal fantastisch. Op mijn 12e ben ik daarom samen met mijn broer met postduiven begonnen. We woonden in de wijk Assendorp in Zwolle en daar waren toen veel duivenmelkers. Met van Ruud Hollander gekregen duiven, die destijds de weerman van de NPO was, behaalden we leuke successen. Rond ons 18e jaar zijn we gestopt en op mijn 30ste ben ik weer opnieuw begonnen en heb ze tot vorig jaar gehad. Mijn kwakkelende gezondheid was de belangrijkste reden om te stoppen en de hopeloze verliezen van jonge duiven speelde ook wel een rol.”

Zijn mooiste successen behaalde Heim in de zeventiger en tachtiger jaren met zijn schalies. Dit waren Janssenduiven afkomstig van Piet Meijwes uit Groningen die destijds als een bijhuis van de legendarische gebroeders Janssen werd beschouwd. Het begon met een laat jong van bakker De Vries uit Roden. Dit was een schalie doffertje wat gekweekt was uit een koppel dat De Vries had gekocht bij Piet Meijwes. “Met de nazaten van die doffer heb ik 20 jaar behoorlijk succesvol mee kunnen doen in de Groninger Concours Commissie. Goede oude tijden. Ik was bijvoorbeeld een keer eerste op een bijzondere vlucht (Beatrix-concours of zoiets, tegen meer dan 10.000 duiven) en zou een kleuren TV hebben gewonnen, maar uiteindelijk werd het na een reclame de tweede plek.”

Gaandeweg werd de prestatiedrang minder en is Heim zich meer in de geschiedenis van de postduif gaan verdiepen. Die interesse werd vooral aangewakkerd, toen zo’n 15 jaar geleden een vriend die een website over de 1e wereldoorlog had opgezet, vroeg of Heim meer wist over het gebruik van postduiven in de 1e wereldoorlog. Dat onderwerp sprak Heim wel aan. Hij wist wel dat postduiven actief werden gebruikt als boodschapper in de oorlog, maar verder wist hij er weinig van. Er ging als het ware een wereld voor hem open. “Ik heb me vanaf die tijd goed verdiept in de inzet van duiven in de wereldoorlogen (en de Frans-Duitse oorlog) en heb daarvoor een groot aantal bronnen geraadpleegd, ook Engels- en Franstalige. Aan oude Vlaamse boeken heb ik veel gehad (Silvain Wittouck). Ook stuitte ik bij toeval op het oudste boekje over postduiven in Nederland (J. Liese, Postduiven, uitgegeven in Veenendaal in 1872). Overigens heb ik met mijn artikelen geen wetenschappelijke pretenties. Het zijn gewoon journalistieke producten. In 2007 en 2008 verschenen 17 artikelen in het NPO-orgaan onder de titel “Duiven in oorlog en vrede”. In 2013 publiceerde Het Spoor 5 artikelen over het oriëntatie vermogen onder de titel “De duif wil naar huis”. Al dit materiaal is, soms iets anders geordend, te vinden op mijn website www.oorlogsduiven.nl.”

Een mobiel duivenhok van het Franse leger in de Eerste Wereldoorlog. Het hok volgde op gepaste afstand de gevechten. Duiven werden meegenomen naar het front en dan met een bericht losgelaten. De duiven waren getraind om zo’n verplaatst hok terug te vinden.

Heim schrijft dus niet alleen over duiven in oorlogstijd. Maar ook verschenen er van zijn hand artikelen over de historie van de moderne postduif en over het wonder van het oriëntatie vermogen. En ook de tekst van het boekje “Houden van Postduiven” dat in 1995 door de commissie Jeugd en Beginnerszaken van de NPO werd uitgegeven, is vrijwel geheel door Heim geschreven. Het origineel werd enkele jaren daarvoor oorspronkelijk uitgegeven ter gelegenheid van het 40 jarig jubileum van de duivenvereniging in Haren, die inmiddels niet meer bestaat. “Het desbetreffende boekje heb ik indertijd in Haren voor de schooljeugd gemaakt. Er is een alinea over “leenduiven” aan toegevoegd en een woordje vooraf. En ook zijn er andere foto’s aan toegevoegd. (De foto’s van mijzelf vond ik eigenlijk mooier). Later hebben ze wel hun excuses gemaakt voor deze wonderlijke manoeuvre. Er was mij namelijk niet gevraagd om de tekst te mogen gebruiken. Ik ben in die tijd (en veel later ook weer bij mijn kleinzoon) in de klas geweest met duiven. Dat was een groot succes, evenals de lossing van duiven op het schoolplein. Ik denk overigens niet dat dergelijke acties nieuwe duivenhouders zullen opleveren.”

Heim heeft niet alleen met zijn artikelen en het hierboven beschreven boekje een bijdrage geleverd aan PR voor de postduif. Ook heeft hij tientallen malen lezingen verzorgd, met name over oorlogsduiven. Tegen reiskostenvergoeding bezocht hij in de verre omtrek historische verenigingen, de maatschappij tot nut van het algemeen, vrouwen van nu, bibliotheken, enz. Maar bij postduivenverenigingen kwam hij echter niet. “Duivenmelkers vinden dit soort onderwerpen doorgaans minder interessant. Maar buitenstaanders vinden dit integendeel juist een erg interessant onderwerp, soms zelfs magisch. Mij gaat het vooral om de PR voor de postduif en de duivensport. En dat werkt. Ik ben met deze verhalen een aantal malen op verschillende radiozenders geweest. Dat leverde vele enthousiaste reacties op, ook wel van enkele duivenmelkers die inzagen dat dit zinvolle promotie is. Overigens ben ik pessimistisch over de toekomst van de postduivensport. Postduiven zijn net als sierduiven, rashonden, aquariumvissen, tropische vogels, insecten en veel andere dieren, niets voor de moderne jeugd. En zeker niet in verenigingsverband. Maar dat geldt ook voor dammen of bridgen. Daarom denk ik ook dat wervende activiteiten onder de jeugd zinloos zijn. Het NPO kan zich beter richten op het verstrekken en verspreiden van algemene informatie, over de postduif, de historie, de verschillende vormen van sportbeoefening, de éénhoksraces, de wetenschappelijke ontwikkelingen, etc. Er is namelijk zoveel gebrek aan simpele informatie over duiven in de huidige samenleving. Vervolgens zou men de werving dan veel meer kunnen richten op vijftigers en zestigers, die hebben tijd en geld. En natuurlijk op het behouden van de huidige liefhebbers!”

Vervoer van militaire duiven in 1e wereldoorlog

Op mijn vraag wat Heim nog op de plank heeft liggen aan artikelen, geeft hij aan dat het hem niet aan ideeën ontbreekt, maar wel aan de energie. “Ik heb al jaren niks meer gedaan aan mijn website, terwijl ik nog genoeg ideeën heb voor nieuwe artikelen. Het Spoor heeft daar ook wel belangstelling voor. Ik heb nog iets liggen over de Haagse lokduiven, over hoe de militairen indertijd de duiven precies trainden, over het te menselijk behandelen van deze dieren (duiven zijn geen mensen), over de Groningse duiventuin, over de verliezen van jonge duiven, over…….”

Tot zover Heim Meijerink en hopelijk worden zijn ideeën binnenkort omgezet in daden. Ik kijk er naar uit!

1 Maart 2020

Douwe de Jong – Twijzelerheide / De Verzamelaar.3
Vier jaar geleden schreef ik mijn vorige column over een verzamelaar. Dit was Jos van Camp uit België. Tot vorig jaar bezocht ik Jos één maal per jaar en altijd had hij weer een stapeltje boeken voor me klaar liggen. Jos hield de boekenlijst op mijn website bij en keek ook altijd in zijn speurtochten naar uitbreiding van zijn verzameling of er iets voor mij bij zat. Zodoende heeft Jos een groot aandeel gehad in de totstandkoming van mijn eigen boekenverzameling. Maar eind vorig jaar kreeg ik plotseling een mail van zijn vrouw dat Jos onverwachts was overleden tijdens een hartoperatie. Dat was wel even schrikken. Maar in een sport waarin de gemiddelde leeftijd steeds hoger wordt is de confrontatie met de dood van een sportvriend helaas geen zeldzaamheid meer.

De hoofdpersoon van deze column behoort met zijn 49 jaar in onze sport echter tot de jongere generatie. Het betreft Douwe de Jong uit het Friese Twijzelerheide die de duivensport met de paplepel heeft meegekregen van zijn vader Pieter, die al vele jaren een gevestigde naam in de Friese duivensportwereld is. Douwe is zijn hele leven bij de duivensport betrokken, ook gedurende de jaren dat hij zelf geen lid van een vereniging was. In de jaren 90 heeft hij samen met zijn vader in combinatie gevlogen en was hij ook nog enige tijd bestuurslid van de Gevleugelde Vrienden in zijn woonplaats. Zijn baan waardoor hij veel van huis is, laat helaas weinig ruimte voor het verzorgen en trainen van postduiven. Daarnaast danst zijn dochter in een wedstrijdteam en wanneer zij aan wedstrijden deelneemt is hij daar met zijn vrouw graag bij. Die danswedstrijden vinden plaats in het begin van het vliegseizoen. Overigens sluit Douwe niet uit dat hij te zijner tijd nog wel eens een klein hokje met duiven bij zichzelf zal neerzetten. Maar dan puur als hobby.

Douwe geeft aan dat hij mooie herinneringen heeft aan de periode dat hij actief de duivensport beoefende, zoals het behalen van het 1e generale kampioenschap in het jaar dat de vereniging het 40 jarig jubileum vierde, of de vitesse- en natourvluchten waarop in enkele minuten soms grote aantallen duiven konden worden geklokt; “We hadden 2 klokken waarop handmatig moest worden geklokt (Benzings). En we hadden toen ieder onze hokken waar we de duiven pakten en klokten. Het was een geweldige ervaring wanneer de duiven dan snel achter elkaar vielen, evenals het na die tijd evalueren van het verloop van die vlucht.” Maar toch mist hij het sportelement niet, hoewel hij wel regelmatig bij zijn vader de duiven van de vlucht opwacht. Douwe geeft aan dat hij nog volop bij de duivensport betrokken is. Op internet bezoekt hij diverse duivensites waarbij hij veilingen en bonnenverkopen volgt en altijd op zoek is naar leuke items over de duivensport. Zijn grootste hobby is echter het verzamelen van allerlei zaken die aan de duivensport gerelateerd zijn.

Ik vroeg Douwe hoe hij hier zo toe gekomen is en wat hij zoal spaart. “Ik ben met verzamelen begonnen eind jaren 80. Daarna heeft het een tijd op een laag pitje gestaan en sinds een jaar of 15 ben ik weer fanatiek aan het verzamelen. Het grootste deel van mijn verzameling bestaat uit ringen en/of eigendomsbewijzen uit diverse landen. Verder heb ik nog diverse medailles, bekers, diploma’s, boeken, speldjes, vaantjes, ringenboekjes, boeken etc. Ook heb ik verschillende oude berichtkokers uit de oorlog en nestschotels uit het Wehrmachtshok dat in Groningen heeft gestaan. Bijzonder is een gouden speld van een liefhebber uit België die nationaal kampioen met de jonge duiven van de K.B.D.B. is geworden. Voor mij is het een sport om zoveel mogelijk verschillende ringen en eigendomsbewijzen te krijgen uit zoveel mogelijk landen. Daarnaast probeer ik ook bijzondere objecten in mijn verzameling te krijgen, zoals de berichtkokers en de nestschotels uit de tweede wereldoorlog. Die nestschalen heb ik gekregen van een inmiddels overleden liefhebber die ze destijds zelf uit het Wehrmachtshok heeft gehaald. Het is de kunst om oude ringen te vinden en dan met name ringen van voor 1950. Helaas wordt het steeds moeilijker om hier aan te komen. Verder vind ik de oude eigendomsbewijzen heel mooi. Vroeger had je heel veel bonden en had ieder bond zijn eigen bewijzen. Hier zou ik nog graag mijn verzameling mee uit willen breiden.”

Douwe geeft aan dat het verzamelen voor hem op de eerste plaats een hobby is en dat hoewel hij heel graag iets bijzonders aan zijn collectie toevoegt, hij daar geen grote bedragen voor neer zal tellen. “Er zijn soms wel mensen die (een deel van) hun verzameling te koop aanbieden. Je ziet dan wel dat er flinke bedragen worden gevraagd.   Maar voor mij is het echt een hobby en ik probeer het verzamelen zoveel mogelijk met een gesloten beurs te doen. Door te ruilen met andere verzamelaars blijven de kosten beperkt tot de verzendkosten. In ieder geval bestel ik elk jaar 80 gewone ringen voor de verzameling om met andere verzamelaars te kunnen ruilen. Ook bestel ik de laatste jaren een aantal gouden ringen.” Op mijn vraag of hij in zijn verzameling zeldzame c.q. kostbare items heeft, geeft Douwe aan; “Ik denk wel dat er zich tussen mijn verzameling ringen en/of eigendomsbewijzen exemplaren bevinden die een leuk bedrag waard zouden kunnen zijn. Het is natuurlijk maar net wat de liefhebber/verzamelaar er voor wil geven. Het is in ieder geval beslist niet zo dat je meteen miljonair bent als je de verzameling zou gaan verkopen. Het meest bijzondere object uit mijn verzameling is een eigendomsbewijs uit 1945. Dit is een eigendomsbewijs op naam en ondertekend door de voorzitter en de secretaris. Volgens mij ben ik de enige die zo’n eigendomsbewijs in z’n bezit heeft.”

Verzamelen lijkt op zich niet zo’n intensieve hobby. Toch zijn er verzamelaars die er een dagtaak van maken, zoals de eerdere genoemde Jos van Camp die hele dagen het internet afstruinde. Zo fanatiek is Douwe echter niet; Ik steek er dagelijks wel wat tijd in voor zover mijn werk dat toelaat, maar ik zit beslist niet urenlang achter de computer om iets te zoeken. Gedurende de winterperiode ben ik er ook actiever mee bezig dan in de zomerperiode. In het verleden toen de computer zijn intrede nog niet had gedaan zat ik soms wel urenlang de duivenbladen door te spitten en te zoeken naar oude liefhebbers en jubilerende verenigingen. Vervolgens probeerde ik dan telefonisch met “oud” leden in contact te komen om te vragen of ze nog oude spullen hadden liggen die ze beschikbaar wilden stellen voor mijn verzameling. Tegenwoordig lopen dit soort contacten voornamelijk via internet en facebook. Een voordeel van internet is dat je snel en gemakkelijk contacten kunt leggen over de hele wereld. Ik heb inmiddels een flink netwerk van verzamelaars over de hele wereld. Maar er zijn er ook in Fryslân een aantal fanatieke verzamelaars waar ik mee in contact sta en we proberen elkaar daar waar mogelijk te helpen.”

Sommige verzamelaars reizen stad en land af om hun verzameling uit te breiden. Ik vroeg Douwe of dit ook voor hem geldt. “Nee, maar wanneer ik op vakantie ben en ik zie ergens hokken staan, ga ik ook meestal wel even langs om te kijken en te informeren of ze nog oude liefhebbers kennen om daar dan vervolgens langs te gaan. Maar het meeste materiaal vanuit het buitenland komt met de post. Zo heb ik met iemand uit Engeland al jaren contact en ruilen we elk jaar diverse ringen. Ook sturen we elkaar met de feestdagen een kaart. Het verzamelen schept toch een band zonder elkaar ooit te hebben gezien.”

Tot slot vroeg ik of Douwe wel eens iets bijzonders had meegemaakt dat in verband staat met het verzamelen. “Een speciale herinnering bewaar ik aan mijn medewerking aan het tv programma “Van Duiven Houden”. Dit programma werd in 2010 uitgezonden door omroep MAX. Hier was een prijsvraag aan verbonden. Bij deze prijsvraag kwam er een duif op de klep vallen met een berichtkoker uit mijn verzameling. Hierin zat dan een briefje met de prijsvraag.” http://www.duivensportverzameling.nl/

1 februari 2020

Rieks Lonsain – Nieuwleusen / Toekomst van de duivensport.9
Het onderwerp “toekomst van de duivensport” is blijkbaar een goed onderwerp om lezers te trekken van mijn columns. Tot nog toe kreeg ik op geen enkele column zoveel reacties als op de vorige column die ik over dit onderwerp schreef. Het houdt de gemoederen bezig en vooralsnog is de commotie rondom het NPO bestuur ook nog niet ten einde. Toch merk ik er weinig van tijdens de vele hokbezoeken en tafelkeuringen van de afgelopen maanden. De grote meerderheid van de duivenliefhebbers die ik de afgelopen tijd sprak weten nauwelijks wat er allemaal speelt op bestuurlijk niveau en het interesseert hen ook niet. “Op het eigen hok met de duiven bezig zijn en tijdens het seizoen naast het spel met de duiven wekelijks met de duivenvrienden onder het genot van een pilsje wat over de duiven kletsen. Met de rest er omheen houd ik me niet bezig.” Dat is wat ik terugkrijg van de gemiddelde veelal oudere liefhebber (70+) als ik hen vraag wat zij van de huidige ontwikkelingen binnen de duivensport vinden.

Het zijn echter niet alleen de oudere liefhebbers die er zo in staan. Ook onder de jongeren spreek ik liefhebbers die zich alleen (nog) maar richten op hun eigen duiven. Zo ook de 41 jarige Rieks Lonsain die inmiddels ruim 25 jaar in de duivensport zit en er vanuit gaat dat er geen toekomst voor de duivensport is. “De toekomst van de duivensport is een sombere zaak. Nog een x-aantal jaar en het is gebeurd met de duivensport. Het merendeel van de liefhebbers die nu 70/80 jaar zijn zullen over 10 jaar niet meer actief in de duivensport zijn, of zelfs niet meer in leven. We kunnen er omheen kijken maar dat zijn nu eenmaal de feiten. Jeugd komt er niet meer bij op enkele grotere clubs na, waar ook jeugdleden zijn. Wanneer ik nog 15 jaar zou zijn en ik kwam in een club waar ik dan de enigste zou zijn onder de 65 jaar, dan was ik ook weer snel vertrokken. Je houd het niet tegen helaas. Ook vogel- en kleindierenverenigingen kampen met hetzelfde probleem.”

Het is een somber toekomstbeeld dat Rieks schetst. Toch is het niet ver van de waarheid als er niet snel iets verandert. Nu is Rieks zelf geboren en getogen in Staphorst, een plaats waar de duivensport nog springlevend is. PV de Streekvliegers heeft zo’n 70 leden waarvan ruim de helft jonger is dan 50 jaar. Deze club heeft zelfs 15 jeugdleden! Waar in Nederland zie je dat nog? “Ik ben destijds in Staphorst op mijn 14e begonnen met postduiven. Eerst hielp ik mijn buurman Harm Mulder en na enige tijd ben ik voor mezelf begonnen. Ook in die jaren waren er in Staphorst tussen de 8 tot 15 jeugdleden en dat is al zo vanaf hun oprichting in 1982. Het is daar voor de jeugd ook aantrekkelijk door de onderlinge competitie en zij zullen daar dus ook eerder lid blijven, dan in een club waar nauwelijks jeugdleden zijn en er voor de jeugd niets wordt gedaan. Sinds 2010 ben ik lid van PV Nieuwleusen. Daar is het wel een iets ander verhaal, dat meer lijkt op het landelijk plaatje. Ik ben daar het op één na jongste lid.”

Op de vraag wat Rieks zelf het meeste aantrekt in de duivensport geeft hij aan dat dit de omgang met – en de verzorging van de duiven is en natuurlijk de kick van het thuiskrijgen van een vroege duif van een marathonvlucht. Dit laatste genoegen heeft Rieks al een aantal keren mogen smaken. Zo won hij op zijn oude adres in Staphorst de 1e NPO Perigueux, de 14e en 19e Nat Pau en had hij de 12e Nat Asduif van Barcelona (2007-2009). En op zijn huidige adres was zijn Superman in 2017 de 1e Asduif van Sector 4 met 5x prijs op 5 inkorvingen op afstanden tussen de 827 en 1004 km. Hoewel Rieks af en toe zeer fanatiek kan zijn heeft hij de keuze gemaakt om slechts enkele marathonvluchten te spelen. Voor een kampioenschap spelen is niet goed voor zijn gezondheid heeft Rieks gemerkt en dat ging ten koste van zijn plezier aan de duivensport. “Als je er geen plezier meer uit kan halen en bijvoorbeeld je gezondheid eronder te lijden heeft, dan moet je je afvragen of je niet beter een andere hobby kan zoeken. Voor mijzelf betekent dit dat ik nog maar een paar marathonvluchten per jaar uitzoek om op te spelen. De andere vluchten waarop ik inkorf zijn om de duiven op te leren. Die hoeven van mij niet in concours of over de antenne. Duiven zullen er voor mij altijd wel blijven omdat het nu eenmaal bij een duivenmelker in het bloed zit. Maar ik kan ook prima duiven houden zonder aan wedstrijden deel te nemen. Ik heb ook Iraanse hoogvliegers en daar haal(de) ik soms nog meer plezier uit dan uit de postduiven. Dus voor mij geldt dat ik de duivensport voornamelijk op mijn eigen erf beoefen. Daarmee behoed ik mezelf ook voor veel ergernis. Om diezelfde reden wil ik ook niet meer bestuurlijk actief zijn. Ik heb een paar jaar in een commissie gezeten van de destijds nieuw opgerichte fondclub Fiante. En ook bij het ZLU inkorfcentrum wat destijds in Dedemsvaart was. Maar voor mij is een bestuursfunctie of een commissie niet weggelegd.”

Rieks mag graag experimenteren. Zo heeft hij kruisingen gedaan tussen Ierse Tipplers en Postduiven en enkele nazaten van deze kruisingen speelden ook prijs op de marathons. Daarnaast is Rieks één van de liefhebbers die testen uitvoert met GPS ringen. Hij was één van de eerste die de resultaten van zijn experimenten met GPS ringen op Facebook zette. Hij bevestigde met zijn testen onder andere wat velen onder wie ikzelf al veronderstelden, namelijk dat jonge duiven zichzelf africhten en dat het africhten op afstanden korter dan 25 km van huis beslist niet nodig is wanneer de jongen goed trekken. Ook lieten zijn experimenten zien dat heuvels en bergen onderweg van grote invloed zijn op de route, bijvoorbeeld bij vluchten vanuit de Ardennen. Het spreekt dan ook vanzelf dat Rieks geen tegenstander is van de plannen om meer gebruik te maken van de mogelijkheden die GPS en automatisering bieden. Echter voor een liefhebber als Rieks die maar een paar keer per jaar zijn duiven voor prijs speelt, wegen de kosten waarschijnlijk niet op tegen de baten. Dus hij ziet het vooralsnog niet zitten om een nieuw systeem aan te schaffen en een abonnement te nemen.

Veel van de weerstand tegen de plannen van het huidige NPO bestuur komt van liefhebbers die (waarschijnlijk terecht) bang zijn dat hun club zal moeten worden opgeheven bij gebrek aan genoeg inkorvende leden. Het voorstel van de NPO om het aantal inkorvende leden van een wedvlucht op te hogen van minimaal 5 naar minimaal 8 en het aantal leden van minimaal 12 naar minimaal 15, dat in maart vorig jaar op de agenda van de ledenraad stond, heeft voor veel onrust bij vooral de kleinere hobby-liefhebber gezorgd. Piet Broersma die in de vorige column over dit onderwerp aan het woord was, vertelde mij dat hij vanuit zijn ervaring in het onderwijs (krimp en sluiting van scholen is in het primair onderwijs ook al jaren aan de gang) niet zo veel verwacht van fusies. Vooral niet als deze fusies gedwongen plaatsvinden. Volgens Piet moeten de leden zelf kiezen of ze hun club in stand willen houden. Bij gedwongen opheffing of fusie zullen er volgens Piet meer leden afvallen dan wanneer je hen zelf laat beslissen. Piet is een groot voorstander van het zolang mogelijk behouden van elke duivenliefhebber en is dan ook fel gekant tegen genoemd voorstel van de NPO. Ik vroeg Rieks naar zijn mening en zoals ik wel verwacht had, heeft Rieks hier een heel stevige mening over, die niet dezelfde is als die van Piet. “Als de clubs te klein worden is het simpel dat ze niet meer kunnen bestaan, hoe erg dat voor die liefhebbers ook is. Het is toch logisch dat als je fraude zoveel mogelijk uit wil sluiten, je niet een club kan laten inkorven met een paar liefhebbers en dat de duiven vervolgens achter in een kofferbak door dezelfde liefhebber(s) aangevoerd moeten worden bij een andere grotere club. Ik weet dat dit op veel plaatsen wordt gedaan en vind dat dit per direct zou moeten worden verboden. Uiteraard is dat jammer voor de betreffende club, maar het is helaas niet anders. Mijn idee is dat je per regio gewoon één groot inkorfcentrum moet inrichten en dan ben je van veel problemen af. Minder vervoerskosten, minder fraude en meer mensen die om beurten taken kunnen doen in plaats van in de zomermaanden elke week 2 tot 4 avonden in het clubgebouw te moeten zijn.”

Wat Piet en Rieks wel gemeen hebben is dat ze beiden geen voorstander zijn van GPS2021. Rieks; “GPS2021 is één groot geldverslindend project wat mij betreft. Naar mijn mening moet je als bond gewoon de liefhebbers die er nog zijn nu zo goed mogelijk tevreden stellen. De rest is bijzaak want over een x-aantal jaar zijn ze weg en is de duivensport meer dan gehalveerd of zelfs nog meer.” Ook ziet Rieks geen heil in de voorstellen voor eerlijk(er) spel, bijvoorbeeld door middel van divisies of in een afzonderlijke amateur en sportklasse. “Divisiespel vind ik een beetje onzin. In grotere verenigingen zoals in Staphorst kan het wel werken. Je zou ook wel een competitie kunnen maken van werkend en niet werkend. Ook de liefhebbers die zelf werken maar een hokverzorger in dienst hebben vallen dan onder de categorie ‘niet werkende’. Maar hoe je het ook wendt of keert, er blijven winnaars en verliezers, want succes hangt voor een groot deel vooral af van de inzet die je pleegt. De meeste liefhebbers zijn thuis overdag en hebben veel tijd om de duiven te verzorgen. De één daarvan vliegt hard en een ander komt nog niet in zijn schaduw.”
Tot zover Rieks Lonsain over de toekomst van de duivensport, die er zoals hij hiervoor al heeft aangegeven volgens hem niet is. De tijd zal het leren.

1 Januari 2020

Duivensport en Therapie / Frank Poll – Noordhorn
De meeste duivenliefhebbers zullen op zijn minst hun wenkbrauwen fronsen bij deze titel. Maar dat duiven een goede invloed kunnen hebben op je gemoedstoestand zullen vele duivenliefhebbers wel kunnen beamen. Onderstaand voorval en een ontmoeting met de beginnende liefhebber Frank Poll was de aanleiding voor het schrijven van deze column. Een ex-collega die een periode thuis heeft gelopen met een burn-out, kwam een keer op bezoek. We gingen bij het duivenhok zitten waar ik destijds een grote ren voor had. De duiven die niet op nest zaten liepen in de ren en ik had er juist een bad in gezet. Samen zaten we naar de duiven te kijken die eerst in bad gingen en later op hun zij in het hok gingen liggen. Op een gegeven moment werd er gebeld en ging ik naar binnen. Het gesprek duurde echter wel ruim een half uur en al die tijd had mijn collega in de tuinstoel voor de ren naar de duiven zitten kijken. Toen ik weer bij mijn collega terug kwam en me excuseerde voor het lange wegblijven, gaf hij aan dat hij dit half uurtje in zijn eentje voor het duivenhok niet graag had willen missen. Het koeren en gespetter van de duiven, een koppeltje dat aan het paren was en door jaloerse hokgenoten verstoord werd, een doffer die op het nest in het hok aan het roepen was naar zijn duivin, enz. Dit alles op zijn gemak te aanschouwen had hem heel goed gedaan zei hij. Er was een soort van innerlijke rust over hem heen gekomen die hij al heel lang niet meer had ervaren. Het maakte als het ware zijn hoofd leeg. Toen ik dat voorval met een vriend besprak gaf hij een verklaring die mij zeer logisch in de oren klonk. Zo zei hij; “Postduiven staan door hun feilloos richtingsgevoel symbool voor thuiskomen. Je moet het thuiskomen dan wel breder trekken dan alleen het huis waar je woont, maar het zien als thuiskomen in jezelf. Het maakt niet uit waar je fysiek bent. Als je thuis kan komen in jezelf, worden de gedachten die onrust veroorzaken geordend en kom je tot rust. Het is dus niet zo vreemd dat postduiven een therapeutische werking op iemand kunnen hebben die de rust in zichzelf kwijt is.” Het lijkt misschien wel wat ver gezocht, maar ik kan me in deze verklaring toch goed vinden.

Iemand die de therapeutische waarde van het houden van postduiven ook heeft ontdekt is de 41 jarige Frank Poll die het afgelopen jaar om die reden met de postduivensport is begonnen. Frank begeleidt mensen met een psychiatrische stoornis of psychosociale problematiek, die hen beperkt bij het wonen, werken en meedoen in de samenleving. Hij is eigenaar van de zorginstelling Wilskracht Noordhorn. Onder die naam worden verschillende activiteiten verricht en wordt ook woonbegeleiding geboden. Postduiven blijken hier prima bij te passen. Frank; “Dit is mijn 1e jaar met postduiven. Ik heb nooit eerder postduiven gehad. In het begeleiden van mensen zoek ik naar activiteiten waar een vast aantal zaken in terug moeten komen. 1. Er moet structuur in aan te brengen zijn. 2. Het moet een sociale activiteit zijn of er moet zorg voor iemand in terug komen. 3. Een wedstrijdelement om te kunnen meten of we ons zelf kunnen verbeteren in wat we doen. Tijdens een gesprek met postduivenliefhebber Johan Moes ontstond bij mij het idee of we niet een paar duiven konden krijgen, om deze dagelijks te verzorgen en deel te laten nemen aan wedstrijden. En een dag later stond er een oude duivenmelker op de stoep met 4 jonge duiven, maar er was nog geen hok. Dit hebben we vervolgens in een oude garage gemaakt. Het raam eruit, een spoetnik ervoor en vliegen maar.”

Frank verzorgt de duiven zelf samen met twee van zijn cliënten, de 53 jarige Johannes en de 35 jarige Marko. Hij vliegt nu nog onder zijn eigen naam maar hij sluit niet uit dat ze in de toekomst onder de naam Combinatie Wilskracht gaan vliegen. Dat zou een leuke manier zijn om het teamgevoel te versterken. Ik vroeg Frank of de postduivenhobby c.q. sport voldoet aan de doelen die hij hiermee voor ogen had. “Ja. Absoluut. We wisten helemaal niets van duiven en hadden geen idee waar we aan begonnen. Maar de doelen die we gesteld hadden zijn meer dan gehaald, omdat we 7 dagen (structuur) in de week zorg (het verzorgingselement) hebben voor de duiven. Ook is het wedstrijdelement naar voren gekomen, omdat we punten behaalden en we ons steeds meer wilden verbeteren om hoger in de uitslagen te komen. Met als beste klassering een top 10 plaats op de vlucht vanuit Maaseik, voor ons 280 kilometer. We zijn begonnen met 31 jonge duiven. Hiervan zijn we er 3 verloren en op 6 duiven na hebben ze allemaal prijs gevlogen. Hier zijn we zeer tevreden over.”

Wanneer je helemaal blanco in de duivensport stapt, heb je wel wat hulp nodig. En hulp krijgt Frank gelukkig genoeg. Plaatselijke liefhebbers als Johan Moes, Jacob Moes, Klaas Hansma, Piet Fokkinga en Herman Kalf zorgden voor duiven en gaven advies voor wat betreft de verzorging. Genoemde liefhebbers komen regelmatig even langs om de gezondheid en conditie van de duiven te controleren. Ook fungeren ze als vraagbaak. Frank haalt daarnaast ook veel informatie van internet en dan is het fijn als je datgene wat je leest kan voorleggen aan mannen met veel ervaring. Anders zie je als beginner al snel door de bomen het bos niet meer.
De postduiven hebben bij Frank dus vooral een therapeutische functie waarbij het bieden van structuur een belangrijk onderdeel is. Ik vroeg Frank hoe dat er in de praktijk uitziet. “Om 08.00 uur ’s morgens begint de dag met het loslaten van de duiven. Zelf maak ik het hok schoon terwijl Johannes en Marko de voerbakken schoonmaken en het water verversen. Na een uur roepen we de duiven binnen en worden ze gevoerd. Om 16.00 uur laten we de duiven voor de tweede maal vliegen en roepen ze dan na 30 tot 45 minuten weer binnen. Op de maandagen wordt het hok geschrobd met chloor en gaan stofzuiger en brander er doorheen. Ook hebben we veel werk gemaakt van het opleren van de jonge duiven. We zijn de jonge duiven af gaan richten ruim op tijd voordat de vluchten begonnen. De duiven zijn eerst 8 x uit alle windrichtingen tot 20 km weggebracht rondom Noordhorn en daarna nog 4 x in de vliegrichting (zuid) tot 60km. In het begin moest ik de cliënten nog wel eens aansporen om bijvoorbeeld de verduistering aan te brengen of op te heffen, maar gaandeweg werden ze steeds fanatieker.”

Succes behalen staat voor Frank dus niet voorop, alhoewel het wedstrijdelement wel een belangrijke functie heeft. “Op de uitslag vliegen was voor de eerste vluchten geen doel. Ons eerste doel was om de duiven zo te trainen en verzorgen dat er geen of nauwelijks verliezen waren. Van de 31 jonge duiven waar we mee gestart zijn, zijn we slechts 3 jongen verspeeld. Als ik dat percentage vergelijk met veel andere liefhebbers die al jaren met de duivensport bezig zijn, kan ik wel stellen dat dit doel is behaald. Nadat we de eerste 3 vluchten steeds bij de eerste 30 waren geëindigd, stelden we ons tweede doel en dat was proberen om bij de top 20 te komen. Hiertoe moesten we in ieder geval iets doen aan het beter binnenkomen. Dit lukte door ze een paar keer krapper te voeren. En toen de motivatie toenam doordat ze op eieren kwamen werd zelfs een 10e plaats bereikt. Zoals gezegd zijn we met 31 jonge duiven gestart waarvan we er 11 gekregen hebben van de eerdergenoemde liefhebbers en Mustar Effendi uit Assen. De andere 20 jongen hebben we op Duivenmarktplaats gekocht van o.a. Bert Flik, Kropswolde en v.d. Meer uit Damwoude."

Tot slot nog enkele vragen.

Vind je de duivensportwereld toegankelijk voor mensen als jij die van helemaal niets weten?

Nee, het is een erg gesloten wereld. De meeste mensen zijn niet erg open in het delen van kennis, ervaringen en vaardigheden. Je zou toch anders verwachten omdat veel liefhebbers al redelijk op leeftijd zijn. Toch is de wil om te winnen en of de beste te zijn enorm.

Was het gemakkelijk om de duiven gezond te houden of heb je al met de nodige ziektes te maken gehad?

Gelukkig slaagden we er redelijk in om de duiven gezond houden. Ze hebben wel eventjes last van ornithose gehad.

Wat zijn de plannen en doelen voor 2020?

We gaan starten met 14 koppels, deze zijn op 2e Kerstdag gekoppeld. Zes koppels zijn de eerste ronde apart gezet, omdat we graag de beste vliegers gekoppeld wilden hebben. De 2e ronde worden ze teruggezet op het nieuwe vlieghok om te wennen aan hun broedhok. Ook gaan we behalve dat we het voer van het merk Matador zijn gaan gebruiken, gebruik maken van hun voerschema's. We willen dit jaar met de jonge duiven weer vliegen vanuit de garage. Dit omdat we in onze beleving goed gevlogen hebben. Wel hebben we wat kleine aanpassingen gedaan en hopen dat hierdoor de prestaties nog beter kunnen worden. Aanvoer van verse lucht middels 3 ventilatie ingangen en op het dak mechanische afvoer. Inmiddels hebben we een nieuw vlieghok voor de vliegploeg van 2020. Het hok is op een schuur gebouwd, met de voorkant op het zuid-oosten.

Tot zover Frank Poll over het houden van postduiven met een therapeutisch doel.