Postduiven in de eerste wereldoorlog 1914 - 1918
Postduiven speelden een belangrijke rol in de Eerste Wereldoorlog, de oorlog waarin Duitsland onder leiding van keizer Wilhelm een jarenlange poging deed flinke stukken van Europa te annexeren. Deze oorlog wordt wel gezien als de eerste ‘moderne’ oorlog: modern wapentuig, massavernietigingen, ook op zee en in de lucht. Nederland bleef afzijdig, maar dat gold niet voor bijvoorbeeld België en Frankrijk. Hier vonden vreselijke veldslagen plaats. Het werd een vuile loopgravenoorlog met vele honderdduizenden slachtoffers. Pas toen de Amerikanen en de Canadezen zich ermee gingen bemoeien trokken de Duitsers zich terug.
In deze vreselijke omstandigheden werden duiven ingezet, zowel voor het overbrengen van berichten als voor spionagedoeleinden. Heldenduiven dus.
Een mobiel duivenhok uit de eerste wereldoorlog
Als onze duiven tegenwoordig al eens de landelijke pers halen, is dat vaak in negatieve zin. Bij een rampvlucht zijn duizenden duiven omgekomen. Op uitgebreide schaal vinden duivendiefstallen plaats. De dieren staan stijf van de doping. Stadsduiven zouden verwilderde postduiven zijn. En de dierenbescherming is overal tegen…
Dat was vroeger wel anders. Toen waren duiven nog helden! Het wonderbaarlijke vermogen van deze dieren om vanuit een willekeurige plaats pijlsnel het eigen hok terug te kunnen vinden, werd behalve voor wedvluchten voor diverse andere doeleinden toegepast. Zeker in het tijdperk voor de telecommunicatie werden duiven heel vaak ingezet als postbode, in vredestijd maar vooral in oorlogstijd.
Heldenduif
Zo werd de Franse heldenduif Vaillant op 4 juni 1916 losgelaten op fort Vaux tijdens de slag bij Verdun, met in een kokertje de volgende boodschap: Wij bezwijken langzamerhand onder gasaanvallen. We moeten dringend ontzet worden. Dit is mijn laatste duif. Getekend, commandant Raynal. De duif keerde echter meteen terug in het fort omdat er te veel gas hing. Een tweede poging lukte wel en hoewel het fort uiteindelijk toch in Duitse handen viel, herinnert een monument ter plaatse nog altijd aan de duif Vaillant die vergiftigd door het gas stervend zijn hok binnenviel. De vogel ontving postuum medailles, werd opgezet en kreeg een plekje in het Franse legermuseum.
Militair
Postduiven speelden een belangrijke rol in de Eerste Wereldoorlog, de oorlog waarin Duitsland onder leiding van keizer Wilhelm een jarenlange poging deed flinke stukken van Europa te annexeren. Deze oorlog wordt wel gezien als de eerste ‘moderne’ oorlog: modern wapentuig, massavernietigingen, ook op zee en in de lucht. Nederland bleef afzijdig, maar dat gold niet voor bijvoorbeeld België en Frankrijk. Hier vonden vreselijke veldslagen plaats. Het werd een vuile loopgravenoorlog met vele honderdduizenden slachtoffers. Pas toen de Amerikanen en de Canadezen zich ermee gingen bemoeien trokken de Duitsers zich terug.
Alle strijdende partijen hadden goed georganiseerde militaire duivendiensten met uitgebreide stations op de hoofdkwartieren en verspreid over het land, en met veel goed opgeleid personeel. De Franse regering had bijvoorbeeld in Parijs een duivenstation ingericht voor maar liefst 25.000 duiven. Elk legerkorps kreeg een detachement van 500 postduiven en elke vesting die kans liep te worden ingesloten kreeg 1000 duiven toegewezen
Loopgraven
Naar ruwe schatting zijn in de Eerste Wereldoorlog meer dan 100.000 duiven gebruikt, waarvan zo’n 95% het meegestuurde bericht ook daadwerkelijk heeft afgeleverd. Dit hoge succespercentage was het gevolg van twee eigenschappen van de postduif: enerzijds dat wonderlijke vermogen om altijd het thuishonk terug te vinden (ook als dat verplaatst werd), anderzijds de hoge vliegsnelheid. Zelfs voor een scherpschutter viel het niet mee er een uit de lucht te halen. Sommige roofvogels hebben daar minder moeite mee. In de loop van de oorlog werden dan ook valken en haviken naar het front gebracht om duiven neer te halen.
De Eerste Wereldoorlog had een tamelijk statisch karakter, dat wil zeggen dat het front waar gevochten werd, zich weinig verplaatste. Daardoor konden postduiven makkelijk worden ingezet. Ze werden uit hun hok gehaald en in mandjes zover mogelijk naar de eerste linie vervoerd, door cavalerie, wielrijders en door manschappen te voet, tot in de voorste loopgraven. Ook op patrouillediensten nam men duiven mee, of op zee, en zelfs in tanks en in vliegtuigen. Men deed een bericht, bijvoorbeeld over vijandelijke troepen of een noodkreet om hulp, in een kokertje aan de poot van de duif en liet deze los. De duif vloog terug naar zijn hok waar men kennisnam van de boodschap en zo mogelijk gepaste maatregelen trof. De duiven deden hun klus vaak onder gevaarlijke omstandigheden: beschietingen, bombardementen. Juist onder die hectische oorlogsomstandigheden had je ze nodig omdat telefoon en telegraaf dan menigmaal onbruikbaar waren.
Tenslotte een paar voorbeelden om een idee te geven van de schaal waarop duiven werden ingezet.
Hoe duiven werden ingezet tijdens de oorlog In de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) maakten alle strijdende partijen gebruik van postduiven, zowel de Duitsers als hun tegenstanders: vooral de Belgen, de Fransen en later ook de Engelsen en de Amerikanen. De duiven werden aan het front losgelaten om belangrijke berichten door te geven en verder werden ze meegenomen op patrouilles en zelfs op onderzeeboten en in vliegtuigen. Postduiven waren nog helden in die beroerde tijden. Ze werden zelfs gedecoreerd en kregen standbeelden. Kom daar tegenwoordig nog eens om! In deze aflevering gaan we terug naar het front. Hoe ging het inzetten van die postduiven nou precies in zijn werk? We beschrijven enkele bijzonderheden en laten die ook zien: een aflevering dus met veel oude foto’s. En we hadden het over verplaatsbare hokken: hokken die meebewegen met het front. Maar dat kan toch niet met postduiven? Hoe ging dat? Mandjes |
Net als de manschappen stonden ook de duiven bloot aan het gevaar van verstikking tijdens gasaanvallen. Dus werden gaskastjes meegenomen. Als de mannen hun gasmaskers nodig hadden, stopten ze de duiven daarin voor de nodige bescherming.
Spionage
In enkele gevallen heeft men mandjes met duiven uit een luchtballon neergelaten. De mandjes hingen aan parachutes en sprongen na verloop van tijd automatisch open. Die duiven bezorgden bijvoorbeeld berichten over vijandelijke troepenbewegingen.
Ook werden duiven nog op een andere manier ingezet voor spionagedoeleinden. Al voor de oorlog hadden de Duitsers kleine fototoestellen ontwikkeld die bij de duiven voor de borst werden bevestigd. Zoals de foto laat zien waren het nog wel flinke apparaten! Terwijl de duif vloog, was het via een vernuftig mechaniek mogelijk om op bepaalde hoogte een aantal opnames te maken van het landschap. Dat leverde bijvoorbeeld afbeeldingen op van vijandelijke loopgraven.
Fototoestellen waarmee spionageduiven de lucht in gingen!
Mobiele hokken
Alle betrokken legers maakten gebruik van verplaatsbare hokken. Ze zijn waarschijnlijk voor het eerst toegepast door een Franse officier. Door de mobiele hokken waren de duiven veel beter in te zetten als het front opschoof. Aanvankelijk gebruikte men voor dit doel een gewone, door paarden getrokken militaire wagen, als duivenhok ingericht. Later zag je aanhangers en vrachtauto’s met een professionele hokinrichting.
Doorgewinterde duivenmelkers zullen nu de wenkbrauwen fronsen: de duiven vinden zo’n verplaatst hok toch niet terug? Postduiven gaan terug naar de plek waar hun hok gestaan heeft en als ze het hok dan nergens in het vizier krijgen, geven ze het op. Een aantal jaren geleden zijn door de Universiteit van Utrecht nog diverse proeven gedaan met een mobiel hok. De conclusie was toen ook dat als het hok een aantal kilometers verplaatst werd, de elders geloste duiven terug vlogen naar de plaats waar het hok had gestaan en na vergeefs zoeken daar dan maar bleven zitten.
Hoe zit dat?
De heer Mingelen was honderd jaar geleden redacteur van “De Postduif”. Hij schreef direct na de Eerste Wereldoorlog een artikel in het tijdschrift “Het Leven” getiteld De Postduif in vrede en oorlog (19 febr. 1918, dat artikel is tevens de belangrijkste bron voor deze aflevering). Deze duivenmelker meldt ook dat de oorlogsduiven terugkeren op een mobiel hok: ook als ’t soms over grooten afstand wordt verplaatst; alleen hebben zij dan enkele dagen noodig om zich in den omtrek te oriënteeren. Verdere toelichting ontbreekt.
Een heel andere bron bevestigt deze gang van zaken en verschaft meer toelichting. Martin Schletterer, een Oostenrijkse duivenhouder, heeft onlangs een boek geschreven over de inzet van postduiven bij de Oostenrijkse politie en het leger. Hij heeft alles heel goed uitgezocht en geeft ons de volgende uitleg.
De verplaatsing van het hok stelt hoge eisen aan de duiven. Ze moeten heel goed de gelegenheid krijgen om aan de nieuwe standplaats te wennen. De eerste dagen moeten ze in volières en dergelijke goed kunnen rondkijken. Vervolgens laat men ze een paar dagen ’s avonds in de schemering los, en vanaf de vijfde dag kan dan een systematische training beginnen.
Veel opleren dus, telkens als het hok verplaatst is! Pas als de duiven op de nieuwe locatie uitgewend zijn en opgeleerd, worden ze weer ingezet. Veel training is sowieso een voorwaarde voor succesvolle inzet van postduiven in de oorlog. Ook aan de luidruchtige en gevaarlijke omstandigheden kunnen duiven op die manier wennen.
Heldenduiven
In de gruwelijke Eerste Wereldoorlog (1914-1918) zijn duizenden postduiven gebruikt om berichten over te brengen. Ze werden bijvoorbeeld meegenomen naar het front, tot in de loopgraven, en daar met een bericht over de positie van de vijand of met een noodkreet om hulp losgelaten. Temidden van het oorlogsgeweld vloog de duif naar zijn hok, dat meestal een onderdeel vormde van een heuse militaire postduivendienst. Men nam daar kennis van de boodschap en ondernam zo mogelijk passende acties. Als het front zich verplaatste, bewogen de duivenhokken mee. De duiven moesten op zo’n mobiel hok dan wel weer goed worden uitgewend en opgeleerd. Oorlogsduiven waren sowieso goed getraind.
In deze aflevering komen een paar heldenverhalen. Hoe gruwelijker de oorlog hoe meer men behoefte heeft aan oorlogshelden. En ook de duiven waren helden in die tijd!
Monument
Voor partijen die oorlog voeren is het van groot belang de moed erin te houden. Naarmate er meer slachtoffers vallen wordt dat natuurlijk moeilijker. In de loop van de Eerste Wereldoorlog zijn honderdduizenden mensen gesneuveld, aan beide kanten. Deze vuile oorlog wordt wel gezien als de eerste “moderne” oorlog: modern wapentuig, gasaanvallen, vliegtuigen, onderzeeërs. Om het moreel hoog te houden, ook van de bevolking, had men oorlogshelden nodig. Generaals, officieren, soldaten, maar ook: postduiven.
In Brussel staat een groot monument ter ere van de militaire duiven en hun verzorgers uit de Eerste Wereldoorlog. Ook in Lille staat een standbeeld ter nagedachtenis van de duizenden postduiven die omkwamen gedurende de oorlog. Veel duiven werden tijdens en na de oorlog gedecoreerd en de verhalen rond die duiven werden steeds mooier…
Heldenverhalen
Over de Franse duif Vaillant hebben we het al gehad. Deze duif werd in een fort bij Verdun in 1916 losgelaten onder zware Duitse gasaanvallen en bereikte stervend zijn hok. De vogel kreeg postuum medailles, werd opgezet en kreeg een plekje in een legermuseum. Vooral de Amerikanen maakten werk van heldenduiven. Toen zij zich met de oorlog in Europa gingen bemoeien, kregen ze 600 jonge duiven van Engelse duivenhouders om te gebruiken in de oorlog. Een aantal daarvan werd beroemd.
Zo had je bijvoorbeeld “The Mocker”, geboren in 1917. Hij raakte gewond op zijn 52e missie. Hij verloor zijn linkeroog en een deel van zijn schedel. Toch stierf hij pas op 15 juni 1937. “President Wilson” werd aangeschoten en verloor een pootje op 5 november 1918. Toch bereikte hij zijn bestemming en redde de levens van veel ingesloten Amerikaanse infanteristen.
Een van de bekendste Duitse duiven was de “Kaiser”. Hij was geboren in 1917 en werd getraind voor speciale missies. De Kaiser werd echter gevangen door de Amerikanen in 1918 en naar Amerika overgebracht. Het was een slimme en mooie vogel en hij kreeg veel nakomelingen die geweldig presteerden in de postduivensport. De Kaiser overleed op 32-jarige leeftijd (!).
En verder had je nog Spike, Big Tom, Lord Adelaine, Steady, Colonels Lady en de beroemdste van allemaal: Cher Ami.
Cher Ami
Eind september 1918, tijdens het Meuse-Argonne offensief bij Verdun in Frankrijk, raakten 500 soldaten van het U.S. Army Signal Corps ingesloten zonder voedsel of munitie. Na 2 dagen waren ze volledig omsingeld door de Duitsers en lagen ze ook onder vuur van eigen soldaten die niet wisten waar het bataljon zich bevond. De ingesloten soldaten hadden al tweemaal geprobeerd om een postduif met een boodschap de lucht in te sturen, maar beiden werden door de Duitse troepen uit de lucht geschoten.
Het bataljon had nog één duif over. Dit was Cher Ami. Hij werd met een briefje in een kokertje om zijn poot losgelaten. Op dit briefje stond de locatie van het bataljon geschreven en de noodkreet “Onze eigen artillerie bestookt ons. In godsnaam, stop ermee!" Ook Cher Ami werd geraakt en neergehaald door Duitse kogels, maar slaagde er ondanks zijn verwondingen aan de borst, een oog en een poot, toch in om de 40 kilometer te overbruggen naar de hulptroepen achter de linies.
Omdat de geallieerden nu de positie van het bataljon kenden, konden meer dan 190 overlevenden van het bataljon worden gered. Cher Ami werd hierdoor de held van het 77e bataljon en ze deden er alles aan om de duif te redden. Uiteindelijk konden ze Cher Ami in leven houden, maar deze verloor wel een poot en een oog. Nadat de duif voldoende hersteld was, werd hij per boot terug naar de Verenigde Staten gebracht en kreeg daar de ‘Croix de Guerre’ en het ‘Oak Leaf Cluster’. Dit zijn respectievelijk Franse en Amerikaanse onderscheidingen voor heldendaden tijdens de oorlog. In juni 1919 is Cher Ami overleden. Na zijn dood werd hij opgezet en is nog steeds te bezichtigen in het National Museum of American History in New York.
Een duif te Dordrecht
Nederland bleef buiten de Eerste Wereldoorlog (1914-1918). Het West-Europese slagveld speelde zich vooral in Frankrijk en België af. Wij hielden ons angstvallig neutraal en bleven zodoende buiten schot.
Net als alle andere landen hadden we in die tijd wel een militaire duivendienst, de Rijkspostduivendienst, met een hoofdkwartier in Den Haag. Daar bevonden zich stationaire duivenhokken, waar geschikte duiven werden gefokt en militaire verzorgers werden opgeleid. De divisies in den lande beschikten over verplaatsbare duivenstations. De dienst onderhield vliegverbindingen tussen een aantal vaste militaire posten. Hierover volgende keer meer. Nederland bleef dus afzijdig in de oorlog, en hoe absurd die neutraliteit soms werd toegepast, moge blijken uit het volgende voorval.
Aanvlieger
Toen Johannes van den Beemt van de Noordendijk in Dordrecht op de middag van 28 oktober 1916 bij zijn duivenplat achter het huis kwam, merkte hij direct een vreemde duif op. Vreemd ringetje om de ene poot en een berichtenkokertje aan de andere poot. Nieuwsgierig maakte Van den Beemt het open: er zat een briefje in van de Government Pigeon Service, verzonden op 26 oktober, 4.45 uur. Hier was dus duidelijk sprake van een postduif “on his Majesty’s Service”, in actieve dienst! Het briefje bevatte de aanwijzing dat het direct naar het dichtstbijzijnde telegraafkantoor moest worden gebracht ter verzending. Johannes deed dat netjes maar het post- en telegraafkantoor stak er een stokje voor: de seinkosten van het telegram zouden niet worden betaald en dus ging de verzending niet door. Geen geld, geen telegram.
Politie
De politie werd gebeld en de commissaris kwam hoogstpersoonlijk bij Van den Beemt om de duif te zien. Hij bekeek het ringetje en las het briefje dat afkomstig bleek van “seaplane 3633”. Met de scherpzinnigheid die van zijn rang mocht worden verwacht, concludeerde hij dat het was verzonden door een Engels watervliegtuig. Hij schatte in dat de verdwaalde duif wellicht tot grote diplomatieke verwikkelingen kon leiden. Hij begreep dat hij dat risico niet kon lopen en stuurde nog dezelfde dag een rapport aan zijn baas, de Procureur-Generaal te ’s-Gravenhage, met het briefje en de vraag wat er met die duif moest gebeuren.
Justitie
Procureur-Generaal Van Brandeler realiseerde zich op zijn beurt welke vreselijke internationale verwikkelingen konden ontstaan en zond op 30 oktober een brief naar de Minister van Justitie. Je kon tenslotte beter het zekere voor het onzekere nemen. Dat vond ook de Minister van Justitie, die zelf geen beslissing wenste te nemen en de volgende dag zijn collega van Buitenlandse Zaken inschakelde. Nu werd aan de brief het woord “Geheim” toegevoegd! Buitenlandse Zaken zat duidelijk in zijn maag met de gevaarlijke affaire. Er waren wel bepaalde gedachten over, maar het leek toch verstandig contact op te nemen met de Minister van Oorlog.
Oorlog
Op 8 november 1916 schreef Minister Loudon van Buitenlandse Zaken aan zijn ambtsgenoot Bosboom van Oorlog: “Ik heb de eer U hierbij te doen toekomen een schrijven van onze ambtgenoot van Justitie, met bijlagen, betreffende een hier te lande neergestreken Britse postduif.” Loudon vroeg of zijn collega van Oorlog ook van mening was dat “tot internering van de vogel moet worden overgegaan.” In dat geval moest Bosboom maar de nodige stappen doen. Buitenlandse Zaken suggereerde ook nog dat de postduif, die intussen nog steeds bij Johannes in Dordrecht zat, wellicht geschikt was voor de postduivendienst van het Nederlandse leger. Dan zou Buitenlandse Zaken aan de Engelse regering kunnen voorstellen het diertje voor een bepaald bedrag over te nemen.
Internering
Minister Bosboom van Oorlog stemde volmondig in met de gedachte dat de duif geïnterneerd moest worden. Zo ging dat met buitenlandse militairen! En hij diende te worden overgedragen aan de Rijkspostduivendienst “teneinde de bewaring en verzorging van de vogel over te nemen”. Als de duif geschikt bleek voor de Nederlandse dienst, “zal wellicht een nader voorstel tot overname van de vogel door Uw tussenkomst aan de Britse Regering worden gedaan.” Opgelucht liet Buitenlandse Zaken aan Justitie weten dat de duif ondergebracht zou worden bij de Rijkspostduivendienst in Den Haag.
Mistig
Of er later nog contacten zijn geweest met de Engelsen verhaalt het dossier van Buitenlandse Zaken niet. Evenmin is bekend hoe lang de duif hier op zijn lauweren mocht rusten, eerst bij Van den Beemt in Dordrecht en later dus bij de postduivendienst in Den Haag. Waarschijnlijk niet langer dan tot november 1918: toen werden alle geïnterneerde buitenlandse militairen naar huis gestuurd. De oorlog was afgelopen.
Natuurlijk blijft de brandende vraag welke geheime boodschap het briefje bevatte dat de duif mee naar Dordrecht bracht. De inhoud luidde: “Hoogte 1500 voet, mistig weer, alles wel.”
(Naar een artikel van Hans van Lith, die het hele voorval nauwgezet heeft gereconstrueerd uit brieven in het Nationaal Archief, gepubliceerd in: Opgediept Verleden deel V, Western Front Association Nederland, 2004)
De Rijkspostduivendienst
Nederland bleef buiten de Eerste Wereldoorlog (1914-1918). Wij waren angstvallig neutraal. Ook al bleven wij buiten die oorlog, wij hadden in die jaren wel een heuse militaire duivendienst, de Rijkspostduivendienst. Daarover gaat dit artikel.
Er is weinig bekend over dit militaire onderdeel. Dat komt in de eerste plaats door de geheimzinnigheid die rond militaire activiteiten werd betracht. Bovendien zijn veel documenten over de postduivendienst, die waren opgeslagen in het Krijgshistorisch Archief, verbrand tijdens een bombardement op Den Haag in de Tweede Wereldoorlog.
Het gebruik van duiven om berichten over te brengen is niet van vandaag of gisteren. Uit de overlevering weten we dat de duif al 3000 jaar voor Christus in het Egyptische rijk werd gebruikt voor het overbrengen van oorlogsboodschappen. Later gebeurde dat op uitgebreide schaal in het Romeinse rijk.
In onze vaderlandse geschiedenis duiken postduiven op in de Tachtigjarige Oorlog. Bij het beleg van Haarlem (1572) werden bijvoorbeeld duiven ingezet met boodschappen van de Prins van Oranje aan de belegerde burgers, om moed te houden.Tijdens het beleg van Leiden (1574) liet iemand acht duiven naar Delft smokkelen, ze waren eigenlijk bestemd als voedsel voor zijn zieke moeder. Deze postduiven werden echter gebruikt om berichten binnen de belegerde stad te brengen. Ook het bericht van de aanval op 3 oktober die Leiden zou bevrijden, was per postduif aangekomen en heeft Leidens Ontzet ongetwijfeld bevorderd.
Tijdens de Frans-Duitse Oorlog van 1870-1871 is de moderne postduif, de Belgische “reisduif”, voor het eerst systematisch ingezet. Parijs werd door de Pruisen belegerd en volledig van de buitenwereld afgesloten. Via luchtballonnen werden postduiven buiten Parijs gebracht om vervolgens met berichten teruggestuurd te worden.
Militaire diensten
De duiven die in 1870 de Parijzenaars duizenden belangrijke berichten bezorgden, maakten zoveel indruk in Europa dat allerlei landen een militaire duivendienst gingen opzetten, in de eerste plaats Duitsland en Frankrijk. Maar ook Rusland bijvoorbeeld: de Russen kochten 5000 postduiven in België.
Stationair hok van de Rijkspostduivendienst op het kweek- en leerstation te Den Haag
Nederland keek eerst even de kat uit de boom. Vervolgens kwam er een discussie op gang die toch resulteerde in enige activiteiten. Het ministerie van Defensie ging in overleg met postduivenhouders om na te gaan of die zouden kunnen meewerken aan een soort duivennetwerk over Nederland ten behoeve van de landsverdediging. De Haagse postduivenvereniging “De Ooijevaar” organiseerde op verzoek van Defensie in 1882 een aantal binnenlandse vluchten (vanaf Groningen, Vlissingen, Maastricht en Den Helder). Voorts werd een proefvlucht gehouden vanaf een schip dat op 5 mijlen uit kust van Den Helder lag. 68 postduiven namen aan die proef deel. De erevoorzitter van “De Ooijevaar” bracht hierover verslag uit aan Defensie.
Kneuterig
Het bleef allemaal wat kneuterig bij ons. In 1903 werd uiteindelijk toch een heuse postduivendienst opgericht. Er werden duivenhokken geplaatst bij het Hoofdkwartier in Den Haag en ook bij de Territoriale Commando’s. De dienst had twee taken: het fokken van geschikte duiven en het opleiden van militaire duivenverzorgers. Bij de mobilisatie van 1914 beschikten we tevens over verplaatsbare duivenstations, namelijk bij het hoofdkwartier en bij de vier divisies. Er waren toen voldoende duiven en goed opgeleide postduivenverzorgers. Maar als je de foto’s uit die tijd ziet, mogen we misschien toch wel blij zijn dat onze Rijkspostduivendienst niet hoefde te worden ingezet tijdens de Eerste Wereldoorlog…
Verdwenen
In de jaren tussen de Eerste en de Tweede Wereldoorlog bleef er van onze postduivendienst niet veel over. Veel militairen geloofden eigenlijk niet in dit ouderwetse communicatiemiddel, ondanks de spectaculaire resultaten in de oorlog. In 1932 werd de dienst formeel opgeheven; er bleef een militair duivenhok over in Utrecht met 12 postduiven. Daar werden demonstraties verzorgd en nog wat verzorgers opgeleid. Hoofdkwartier en divisies moesten nog wel een aantal duivenverzorgers hebben maar bij de mobilisatie in 1939 bleek dat die meestal niet meer beschikbaar waren. De Commandant van het Veldleger schrok daarvan en drong in januari 1940 aan op een flinke reorganisatie en uitbreiding van de postduivendienst. Hij wou een groot aantal hokken plaatsen op diverse strategische posities. De plannen en tekeningen lagen klaar op het moment dat ons land door de Duitsers werd aangevallen. Niets van terechtgekomen dus…
Met paard en wagen konden meer duiven worden vervoerd