De-Duivencoach.nl
Nico van Veen

Oorlogsduiven - Heim Meijerink

De Duivenpost Naar Parijs

Tijdens de Frans-Duitse Oorlog van 1870-1871 werden postduiven ingezet om de inwoners van Parijs van post te voorzien. De Duitse troepen hadden stukken van Frankrijk bezet en gedurende vijf maanden was Parijs totaal van de buitenwereld afgesloten. De Pruisische legers hadden de stad omsingeld en potdicht afgesloten. Een uiterst spannende situatie waarin de Parijzenaars stand hielden en de Duitsers zich uiteindelijk moesten terugtrekken. Tijdens dat beleg van Parijs zijn berichten van de buitenwereld door postduiven binnengevlogen. Dat waren dus duiven uit Parijs. Maar: als de stad omsingeld was, hoe kreeg je die duiven dan de stad uit? Met luchtballonnen!

Luchtballon
September 1870. We bevinden ons op het plein Saint-Pierre midden in de belegerde stad Parijs. De menigte staat op afstand, de ballon is al gevuld met gas en trekt ongeduldig aan zijn touwen. In de gondel bevinden zich twee personen: de ballonvaarder en een Parijse duivenhouder. Ze hebben 100 kilo post bij zich en 8 postduiven in een mand. De menigte houdt de adem in als ze ballast over boord zetten en juicht uit volle borst als vervolgens het gevaarte langzaam opstijgt. De gammele ballon komt hoog boven de belegerde stad en drijft langzaam westwaarts. De Duitse kanonnen vuren van verschillende kanten, maar tevergeefs: de ballon blijft hoog genoeg. De ballonvaarders drijven voort over de vijandelijke linies en zien ver onder zich het door de oorlog geteisterde land. Twee uur later zijn ze de bezette gebieden voorbij en maken ze een geslaagde landing. Ze laten direct één duif los met het bericht voor de achterblijvers dat ze veilig geland zijn. En met de overige duiven en de post reizen ze per trein naar Tours, waar de tijdelijke Franse regering zetelt.

Ballonfabriek
Toen alle verbindingen waren afgesneden – het spoor, de Seine, ook de telefoonkabel – was de ballonvaart de enige mogelijkheid om contact te onderhouden met de buitenwereld en met de regering in Tours. En dat lukte aardig. In totaal vertrokken er in die maanden 66 ballonnen met 102 inzittenden en een half miljoen brieven uit Parijs. Ze namen een kleine 400 postduiven mee. Van die 66 ballonnen maakten er 58 een landing in veilig gebied. Sommige dreven wel ver af. Zo kwam er een in Zuid-Limburg terecht en zelfs een in Noorwegen. Dat ze zo ver uit de koers raakten kwam omdat ze in het nachtelijk duister moesten vliegen. En dat was weer nodig omdat de Duitsers een nieuw, draaibaar anti-ballonkanon in gebruik hadden genomen.
Er waren natuurlijk niet zo veel ballonnen in voorraad in Parijs. Daarom werden ijlings enkele spoorwegstations omgebouwd tot ballonfabrieken. Hier werkten honderden naaisters en arbeiders aan een nieuwe voorraad ballonnen. Ze deden twaalf dagen over de productie van een ballon, die werd uitgerust met een tenen mand, een duivenkooi, een barometer om de hoogte te bepalen plus een kompas en een thermometer.

P.V. De Hoop
In 1870 was de postduivensport vanuit België nog niet doorgedrongen in heel Frankrijk. Wel in het noorden van Frankrijk, Lille, Roubaix, etc. In Parijs was er toch al een postduivenvereniging, genaamd “L’Espérance” (De Hoop), waarin men voornamelijk duiven hield die afkomstig waren uit het noorden. Verschillende leden van die club speelden een hoofdrol bij de duivenpost die toen werd ingesteld. Direct toen Parijs belegerd werd, vatten zij het plan op om hun duiven buiten Parijs te brengen, zodat deze voor berichten vanuit de buitenwereld zouden kunnen zorgen. Zo verzamelden zij 108 duiven bij station Montparnasse, met de bedoeling ze met de trein buiten Parijs te brengen. Er moesten echter eerst nog wat formaliteiten worden vervuld, maar, toen dat geregeld was, was het te laat: de Duitsers hadden de spoorweg intussen afgesloten.

Daarop stelden de duivenhouders voor hun duiven dan maar per luchtballon de stad uit te brengen, waarbij ze aanboden zelf als verzorgers mee te reizen. Aldus geschiedde: de ene na de andere duivenmelker reisde met een luchtballon mee over de vijandelijke linies. Moedig dus.

Gondel met duivenmand

Het lossen van de duiven in Tours

Lossingen
Nadat de ballon in veilig gebied was geland, bracht men de duiven dus eerst naar Tours, waar een delegatie van de Franse regering tijdelijk gevestigd was. Later moest de regering uitwijken naar Bordeaux, toen bracht men de duiven naar Poitiers. Na de nodige verzorging werden de duiven per trein zo ver mogelijk in de richting van Parijs vervoerd, daar voorzien van berichten, om vervolgens te worden gelost. Aanvankelijk kon dat nog in de regio Orleans (ongeveer 100 kilometer van Parijs), later in de regio Tours (ongeveer 200 kilometer, zie kaartje met lossingsplaatsen en data).
Op die manier werden in totaal 302 duiven gelost waarvan er slechts 59 met hun berichten in Parijs aankwamen. Waarom zo weinig? En wat voor berichten waren dat?.

Rendement
Op die manier zijn in totaal 302 duiven gelost waarvan er slechts 59 met hun berichten in Parijs aankwamen. Een vreemd laag rendement, dat in de loop van de maanden ook nog steeds verder afnam. Van de 60 duiven die het laatst werden gelost, bereikten slechts 3 hun hok in Parijs! Hoe kan dat?
Waarschijnlijk waren de duiven niet of nauwelijks getraind. De sport stond nog echt in de kinderschoenen. De duivenhouders legden zich vooral toe op het kweken van de goede soort. Daartoe werden jonge duiven uit België en Noord-Frankrijk gehaald. Wedvluchten vonden toen nog slechts incidenteel plaats en onder oorlogsdreiging al helemaal niet.
Bovendien werkte het seizoen tegen. Het beleg van Parijs duurde van september 1870 tot februari 1871. De laatste maanden was het echt winter met sneeuwstormen en al.
Waarschijnlijk hebben de Parijse duivenhouders eerst hun meest geschikte duiven meegegeven en later de minder ervaren dieren. Enkele teruggekeerde duiven zijn voor een tweede en derde maal met de ballon meegegeven. Eén daarvan was van de voorzitter van de vereniging, een zekere Cassiers, die zelf ook met de ballon was meegevaren. Deze duif is later opgezet en staat in het Post Museum in Parijs.

Ganzenveer
Bij de duivenpost naar Parijs werden de berichten niet bevestigd aan een poot maar aan de staart. Bij de eerste duiven bond men een stijf opgerold briefje aan een staartpen. Later bevestigde men een holle ganzenveer aan de staart. Aanvankelijk bevatte die pennenschacht een met de hand geschreven briefje op dun papier. Later ging men de berichten heel klein afdrukken op dun fotopapier, soms tweezijdig, zodat je veel meer berichten in één ganzenveer kwijt kon. Complete krantenpagina’s werden op deze wijze Parijs binnen gebracht. Op een gegeven moment werd de duivenpost naar Parijs opengesteld voor het publiek: iedereen kon tegen betaling een soort telegram naar familie en vrienden in Parijs sturen. Dat werd in enkele maanden een enorm succes! Maar toen werden de berichten niet meer op papier afgedrukt, maar op een soort micro-fiches. Echt waar, in 1870!

Een holle ganzenveer zat vast aan de staart

        In deze holle pennenschacht konden wel 20 velletjes           worden meegenomen

Microvliesjes
Die techniek werd uitgevonden door een Parijse fotograaf, Dagron genaamd. Hij fabriceerde vliesjes van een soort gelatine en daarop kon hij microscopisch kleine teksten afdrukken. Toen de regering in Tours doorhad dat deze techniek een grote verbetering zou opleveren voor de duivenpost, lieten ze Dagron, vergezeld door twee medewerkers, per ballon overkomen. Die overtocht liep trouwens bijna verkeerd af: de ballon landde in een gebied dat door de Duitsers was bezet. Dagron en zijn metgezellen moesten er razendsnel van door en gescheiden van elkaar bereikten ze enkele dagen later het veilige Tours.

Daar richtte Dagron een laboratorium in en toen ze zover waren dat ze konden gaan drukken, moest de tijdelijke regering uitwijken naar Bordeaux. Vanuit deze stad startte Dagron de productie van zijn microvliesjes op 15 december 1870. De afmeting van de vliesjes bedroeg ongeveer 3 bij 5 centimeter. Ze wogen vrijwel niets, er konden er wel twintig in één ganzenveer. Via microfotografie kon Dagron een krantenpagina terugbrengen tot minder dan een centimeter. Op één zo’n vliesje konden 180.000 letters, zo’n 3000 berichten!

Om meer kans te maken dat de berichten Parijs zouden bereiken, werden de vliesjes vele malen gekopieerd en aan verschillende duiven meegegeven, ook bij verschillende lossingen.

Berichten
Als een duif aankwam op zijn hok in Parijs werd het buisje van zijn staart gehaald en dat werd naar het centrale postkantoor gebracht. De briefjes en vliesjes werden hier voorzichtig uit de pennenschacht gehaald, tussen twee glasplaten geklemd en vervolgens via een soort toverlantaarn met vergrotende lenzen op een scherm geprojecteerd, zodat de teksten leesbaar werden. Een groep klerken schreef alles netjes over en tenslotte werden de berichten bezorgd bij de juiste adressen.

De berichten werden in Parijs geprojecteerd en overgeschreven

Er waren twee soorten berichten: officiële en privé-berichten. De officiële berichten waren meestal afkomstig van de tijdelijke regering en gingen over de militaire situatie, over allerlei noodmaatregelen en bevatten ook wel krantenpagina’s om iedereen in Parijs van het nieuws op de hoogte te houden.

De privé-berichten waren kort, een soort telegrammen. Iedereen kon voor twintig cent per woord een bericht sturen aan een familielid of een bekende in Parijs. Maximaal twintig woorden per bericht. In totaal zijn bijna 100.000 berichten verstuurd! En alles is bewaard gebleven en nog steeds te zien in het Musée Postal te Parijs. Mede dankzij de duivenpost hielden de Parijzenaars de moed erin en kon in februari 1871 de vrede getekend worden.

(Belangrijkste bron: John Hayhurst, The Pigeon Post into Paris 1870-1871)